De denkwijze van de oosterse mens en de westerse mens.

De oosterse mens denkt holistisch,in termen van relaties, alles hangt met alles samen.

De westerse mens denkt analytisch,in termen van categorieën, regeltjes en persoonlijke individualiteit.

Enkele voorbeelden :
Een Amerikaanse moeder introduceert een speelgoedauto aan haar een jaar oud kind met: “Dit is een auto. Zie je de auto? Vind je hem mooi? Hij heeft mooie wielen.”…. Een Japanse moeder zal in zo’n geval zeggen: “Hier! Het is een vroem-vroem. Ik geef hem aan jou. Geef hem nu weer aan mij. Ja! Dank je wel.”

Als Amerikanen een video van een vijver met vissen erin moet beschrijven, beginnen ze meteen over de grootste vis, terwijl Japanners eerst over de vijver gaan vertellen, maar ook beter onthouden welke vissen langs welke planten zwommen.

Oosterlingen hebben er geen enkele moeite mee om te beschrijven hoe een school vissen zich voelt; terwijl westerlingen de vraag niet eens begrijpen.

Oosterlingen begrijpen niet wat er bedoeld word met de vraag: “Noem eens een paar karaktereigenschappen van jezelf op.” Na lang aandringen komen ze misschien tot iets als “ik vind het leuk om plezier te maken met vrienden.” Het idee dat iemand een onafhankelijk individu kan zijn is hem vreemd.

Koreanen die uit een veelheid van pennen er een mogen uitzoeken kiezen de pen met de kleur die het meeste voorkomt, terwijl Amerikanen liever de pen willen met de minst voorkomende kleur

R.E.Nisbett;2003.

Japanners zijn punctueel, hiërarchisch, bang een fout te maken en weinig flexibel. Ze zullen niet snel zeggen wat ze denken . Westerlingen zijn losser, chaotischer, gemakkelijker. Ze improviseren meer en zeggen waar het op staat.
Miki Suzuki 2010 .