JAVA The Garden of the East

By Eliza Ruhamah Scidmore (Auther of ‘Jinriska Days in Japan’). New York
The Century Co.
1897

In 1889 was er een wereldtentoonstelling in Parijs, en in 1893 was er een wereldtentoonstelling in Chicago. Op beide tentoonstellingen had Nederland een Javaans dorp gebouwd waarin Soendanese families woonden. Dat had veel belangstelling getrokken en nieuwsgierigheid opgewekt bij de bezoekers.

De regering van de Verenigde Staten besloot een studie delegatie , inzake het vak antropologie naar Java te sturen.De groep moest bestaan uit een antropologe , een vrouwelijke fotograaf en een tekenares.Zij moesten verslag uit brengen aan ?The Smithsonian Institution of Washington?en de ?National Geographic Society ?. Allereerst bestudeerde de auteur alle Engelstalige boeken en artikelen die verschenen waren over Nederlands-Indië _in het algemeen en Java in het bijzonder.Daarvoor reisde zij ook naar het Verenigd Koninkrijk voor een bezoek aan `The British Library `. In 1868 was er ook een vertaling verschenen van `Max Havelaar `van Eduard Douwes Dekker ( Multatuli ) . Uit dit boek trok de gehele wereld , en dus ook de auteur , de conclusie dat de Nederlanders op een buiten proportionele manier de Javanen onderdrukten en uitbuitten , en dat lag met name aan de invoering van het Cultuur Stelsel.
Echter de auteur stuitte op drie zaken die hier haaks op stonden.
In de eerste plaats groeide de bevolking op Java in die periode ( 1830 -1860) met een factor tien , van 2 miljoen naar 20 miljoen , in de tweede plaats was volgens studies de verdiensten van de Javaan drie maal zo hoog als dat van andere Aziaten en in de derde plaats was het toch vreemd dat het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk zich haasten om dat stelsel bij hun koloniën in te voeren . De auteur besloot daarop zich nader te verdiepen in dit onderwerp.Met name de publicaties van J.W.B.Money en Alfred Russel Wallace waren hiervoor leidinggevend. Mevrouw Scidmore komt dan tot de volgende omschrijving van het Cultuur Stelsel , daarbij de ?Max Havelaar ? slechts als een roman beschouwend en niet als een werk dat het Cultuur Stelsel beschrijft.
Het eerste wat de Nederlanders deden was de plaatselijke vorsten benoemen tot werknemers van het Gouvernement met een salaris gelijk aan dat van de gouverneur-generaal , zijnde honderdduizend gulden ( 1890 ). Daarvoor leverde de vorst zijn recht op een kwart van de oogst van zijn onderdanen in en werden de herendiensten teruggebracht van een op de vijf dagen naar een op de zeven dagen. Wel raadde het gouvernement de vorsten aan om woeste gronden te verpachten aan Nederlandse planters. De Indonesische boeren zagen hun verplichtte tijd voor de vorst verminderen van 20% van hun tijd tot 14%.Zij hoefden niet meer een kwart van hun oogst afstaan aan hun vorst , maar moesten wel een kwart voor hun grond vrijmaken voor de verbouw van nieuwe gewassen. Die nieuwe gewassen waren : koffie , thee , tabak en rietsuiker.
En , vervolgt de auteur , zoals iedereen weet zijn de Nederlanders de beste landbouwdeskundigen en plantenveredelaars. Dus kwam nu niet alleen de beste rijst uit Indië , maar ook de beste koffie , thee en tabak .
Van de thee ging de volledige export naar de theekenners bij uitstek , China en Japan. Het Nederlandse gouvernement kon dus de Indonesische boeren goede prijzen betalen voor deze nieuwe gewassen. Daarnaast werd de winsten van het gouvernement niet naar Nederland overgemaakt , maar geïnvesteerd in Indië .Er werden wegen aangelegd , spoorwegen en de haveninstallaties werden verbeterd. Er kwamen ziekenhuizen.
Elke woning moest één maal in de week gedesinfecteerd worden. Er kwamen scholen.
Daardoor konden de Nederlanders veel overlaten aan de plaatselijke bevolking.Bij de spoorwegen zag je alleen Indonesiërs werken en op alle niveaus .Het zelfde bij de fabrieken waar landbouwprodukten werden klaar gemaakt voor de export .Ook bij de aanleg van wegen en riolering zag je alleen Indonesiërs aan het werk met Indonesische opzichters. De reis begon in Hotel de Nederlanden te Batavia.
Daar ergerden de dames zich aan de onbeschaafde Nederlanders.
De heren liepen in pyamas en badslippers door het hotel en de dames waren gekleed in een plaatselijke sarong, waarbij hun enkels zichtbaar waren. De kinderen liepen in hun ondergoed rond . Ook een badkuip ontbrak .
Je moest maar een paar emmertjes water over je heen gooien indien je je wilde opfrissen.
Ze wisten zeker dat ze in het verkeerde hotel waren. Maar toen ze hun beklag deden over de onbeschaafdheid , kregen ze als antwoord dat je in Noord-Oost Amerika alleen als beschaafd gezien werd , indien je foutloos Nederlands kon praten en schrijven.
Aangezien er niet veel te zien was in Batavia , reisden de dames snel door naar Buitenzorg.
Het verbaasde de dames niet dat de welgestelde Europeanen aldaar een huis hebben , omdat door de hogere ligging het klimaat er beter te verdragen was. De dames reisden per trein en prijsden zich gelukkig dat de rechtstreekse verbinding van Batavia naar Soerabaja in 1894 was geopend. In Buitenzorg bezochten ze de Botanische Tuin.
Wat hun opviel is dat Java een soort van Holland was.
Prachtige brede wegen omzoomt met grote schaduw bomen als waringin , kanari ,tamarinde en productie bomen als teak en kina , leiden door een parkachtig landschap. Ze bezochten hier onder anderen het graf van Raden Saleh , de tempel bij Batoe Toelis , thee koffie en kina plantages met hun verwerkings fabrieken.Maar ook fruit ? en bloemkwekerijen. Ze logeerden daar ook op de plantages Sinagar en Parakan Salak .
Met een paar overnachtingen reisden ze door naar Djokjakarta.Hier wilden ze langer verblijven , in hotel Toegoe , om de Boro Boedor te bezoeken. De assistent-resident verbood hun echter om in Djokjakarta te overnachten.
Ze moesten maar bij de Boro Boedor overnachten waar ze met een ponywagentje naar toe gingen .
Toen ging er een telex naar Washington, vandaar naar den Haag , vandaar naar Batavia en vandaar naar Djokjakarta.
Ze mochten gewoon reizen zoals ze wilden. Maar geen excuses van de assistent-resident. Het zoveelste bewijs van de lompheid van de Nederlanders.
In 414 meldde de Chinese reiziger dat op Java de Brahmaanse godsdienst heerste.
In 603 landde de Prins van Gujerat ( Noord-West India met de grote stad Amdabad ) met 5.000 volgelingen op 106 schepen op Java bij Mataram en waar kort daarop nog 2.000 volgelingen zich bij hem voegden.Zo werd het Boeddhisme de leidende godsdienst op Java.
In de periode 1475 – 1479 werd het Mohammedanisme de leidende godsdienst op Java.
Naast de Boro Boedor bezochten ze ook in de nabijheid de tempels Chandi Pawon en Chandi Mendoet.
Tussen Djokjakarta en Soerakarta zijn meer dan 150 tempelruines. Ze bezochten de Brambanam ( Mendang Kumulan ) , Kalasan , Chandi Kali Bening , de resten van 20 piramidale tempels ter ere van Loro Jonggran , de maagd van Java. Vervolgens bezochten ze de 236 tempels van Chandi Sewou. De Arabische veroveraars hebben getracht de tempels volledig te verwoesten , maar er zijn nog restanten gelukkig. Daarna bezochten ze de opgravingen van en bij Chandi Lompang. Bij Malang waren er nog de tempels van Singa Sari.
Op het Dieng plateau bezochten ze de resten van meer dan 400 tempels en troffen ze sporen van een stad groter dan enig stad in het huidige Java.De tempel resten van het Dieng plateau vertoonden in structuur , vorm en ornamentatie grote overeenkomst met die van Yucatan en andere tempels in Centraal Amerika. Bij een nauwkeurige bestudering van de Javanen is het duidelijk dat zij afstammelingen zijn van de Indiase veroveraars en niet oorspronkelijke bewoners zijn van Java. De Soendanezen noemden hen dan ook “de vreemdelingen”. De volgende stop van de reizigers was Soerakarta , vaak Solo genoemd.Dit was een van de , zogenaamde , onafhankelijke sultanaten . De andere twee waren Djokja en Atjeh. De vrijheidsstrijd van de Atjehers werd in het buitenland met sympathie gevolgd.
Ze logeerden in hotel Sleier.Net als in de andere steden waren ook hier brede , overschaduwde en schone , straten wat hun als eerste opviel. In inwoner aantal was Solo de tweede stad van Nederlands-Indië . De Solo rivier is de grootste rivier van Java. Daarnaast viel hun op de grote Chinese gemeenschap in Solo.
Hier bezochten ze de tempel ruines van Suku aan de voet van de berg Lawu. Bij de ontdekking in 1814 , bleek dat de plaatselijke bevolking onbekend was met deze tempel resten. Het is duidelijk dat dit de oudste tempel resten zijn van Java . De Susunhan was de plaatselijke vorst.
Daarna reisden ze terug naar Djokja.
In Djokja viel hun de schier eindeloze aantallen fabrieken op. Fabrieken van veelal Javaanse eigenaren waar zilver verwerkt werd ( ? tot zgn. Djakja-zilver ?) , ijzer ( tot ondermeer de beroemde krissen ) , zwavel van de vulkaan Bromo , landbouw producten ( hier met name de uit Midden-Amerika geïmporteerde indigo ) en zelfs een batik fabriek. De Javaanse eigenaar vertelde dat er nog zo?n fabriek was , maar die stond in Batavia en had een Chinese eigenaar. In de avond zou de vorst , Prins Pakoe Alam V , een topeng avond houden , waarbij ook westerse gasten welkom waren. Deze feestavond was ter ere van de weduwen en wezen van soldaten van zijn leger die meegevochten hadden met de Nederlanders tegen de tirannieke Balinese vorst op Lombok. ( dat was in 1894 , j.w.hoegen ) Een van de dingen die hun het meest opviel was, dat de ondergeschikten van de vorst zich , in de nabijheid van de vorst , op hun hurkend schuifelend voortbewogen. Dit eerbetoon ging hun veel te ver.
Er waren tweehonderd gasten uitgenodigd. De Javanen droegen de sarongs , sommigen met als patroon een hert of een jacht scène als teken van hun koninklijke afkomst.De heren met militaire onderscheidingen op de borst en de dames vol met juwelen , een bloem in hun haar en vergulde sandaaltjes.
De Chinese families droegen rijk geborduurde satijnen kleding.Ook zij droegen veel juwelen en diamanten.
De Nederlanders hadden dikke kleding aan , waarschijnlijk dezelfde die zij in januari ook aan zouden hebben bij een openlucht voorstelling in Den Haag. De Amerikaanse dames droegen jurken van mousseline . Het volgende reisdoel was Tjilatjap.
Ook hier genoten ze van de brede straten die overschaduwd werden door het bladerdak van kanari bomen, tamarindes en teak bomen. Hier zagen ze voor het eerst eigenlijk Nederlanders over straat lopen.Waarschijnlijk door de belangrijke haven en doordat er een marine etablissement was en een kazerne voor het leger in een vrij kleine plaats.
Ze genoten van het prachtige uitzicht over de baai en waren onder de indruk van het grote kerkhof , veroorzaakt door het ziek makende klimaat. Ze bezochten de grotten waar de eetbare zwaluw nestjes geoogst werden voor de export naar China. ?s Avonds werden ze overvallen door de zware , vochtige hete lucht die over ging in een tropische hoosbui.
De volgende dag zouden ze naar Garoet gaan.Omdat er tussentijds geen mogelijkheid was om te lunchen , kregen ze van het hotel een uitgebreid lunchpakket mee. Toen ze onderweg de in het hotel klaargemaakte lunchpakketten wilden op eten , bleek de Javaanse gids die al opgegeten te hebben.De lunch was prima vertelde hij hun. Op het station van Tjiawi kochten de dames dan maar verse ananas als lunch.
Bij het station Tjipeundeui kregen ze te horen dat de vulkaan Goenoeng Galongoeng in eruptie was.De bevolking was gevlucht omdat ze nog wisten van de vorige uitbarsting in 1822.Daarbij waren honderdvijftien dorpen verwoest en zo?n twintigduizend mensen waren omgekomen.Tot dertig kilometer in de omtrek had het stenen , as en heet water geregend. Maar na een uur mochten ze door rijden. In Garoet logeerden ze in hotel Hork.Een internationaal bekend hotel waar je elke Europese taal kon horen spreken. Vandaar was de meest gedane excursie die naar de krater van Papandayang.De laatste grote eruptie was die van 1772.Een groot stuk van de berg werd daarbij de lucht in geblazen.Drieduizend mensen kwamen bij die eruptie om.Per draagstoel , door vier mannen gedragen , gingen ze de berg op tussen de koffie bomen door.Daarna kwam de jungle met reusachtige bomen.Ze kwamen stromen mannen tegen die , manden met zwavelbrokken op hun rug , afdaalden.Het laatste stuk van de berg klommen ze op de rug van een ezel.Hoewel hun oppas meldde dat het te gevaarlijk was door de aanwezigheid van slangen , hadden ze niet het genoegen een slang te zien. Daarna was het terug naar Batavia met een overnachting in het Sans Souci in Salak. Tijd om nog eens terug te kijken op hun reis over Java.
Ze waren naar de tropen in de maand November, maar de temperatuur was vrij constant dertig graden Celsius geweest. In Chicago ging de temperatuur daar soms ver over heen Wel was de luchtvochtigheid tussen de tachtig en negentig procent al die tijd. Ze maakten daar op die dag een onweer mee.De donkerte en het lawaai van de donder was iets wat geen mens ,die het niet had meegemaakt , kon begrijpen. Wel hadden ze de woeste natuur gemist.
De witte mieren hadden niet hun koffers opgegeten in een nacht , niet eens aangevroten. Heel in de verte hadden ze een keer vanuit de trein een tijger gezien. De slangen jacht was mislukt , nergens een slang gezien. Olifanten hadden ze wel gezien, in de kraton van Solo. De kleine Bantam vechthanen bleken niet inheems , maar door de Nederlanders geïmporteerd uit Japan En de hagedis die over de muren rent, en op West-Java “Becky” roept en op Oost-Java “Tokee”.

Over de schrijfster:
Eliza Ruhamah Scidmore , was geboren op 14 october 1856 in Madison Wisconsin, en overleed op 3 november 1928 te Genève.
Ze heeft ook reisverslagen geschreven over haar reizen naar Alaska, Japan, China en India .
Deze verslagen liggen aan de basis van de latere Lonely Planet toerisme gidsen.
Bij de vertaling heb ik de spelling van de schrijfster aangehouden , zoals bij Tokèh .

J.W. Hoegen.