Nederlands-Indië door Japanse ogen
De manier waarop de Nederlanders Nederlandsch Indië exploiteerden was buitengewoon handig. Hun wetenschappelijke en technische vaardigheden waren ten dienste van communicatie, publieke werken en hygiëne. In het bijzonder hun wetenschappelijk opgezette irrigatiesystemen, tot vrij hoog in de bergen, waren erop berekend dat Indië zelfvoorzienend zou zijn in haar rijstproductie. Gezegend met een gunstig klimaat en daaraan toegevoegd zulke hoog wetenschappelijke bekwaamheden, kende Nederlandsch Indië geen problemen op het gebied van voedsel en huisvesting. De inheemsen brengen hun dagen gelukkig door onder Nederlandse leiding. Java, kleiner dan Japan maar ook zeer bergrijk, herbergt een bevolking van vijftig miljoen zielen.
De Nederlanders zorgden opmerkelijk goed voor de Indonesische volkeren. Zestig miljoen inheemsen werden geleid door slechts tweehonderdduizend Nederlanders, dat wil zeggen: 300 inheemsen ten opzichte van 1 Nederlander. Dit is geen gewoon bestuur. De Nederlanders zijn hier vóór de inheemsen; zij zorgden voor zelfvoorziening zodat het hun aan niets ontbrak. Met behulp van hun eerste klas wetenschappelijke kennis, hebben ze Nederlandsch Indië ontwikkeld, het welzijn van de bevolking bevorderd, en ze voorzien van eten, kleding en onderdak. Het resultaat is dat dit gebied paradijselijk genoemd mag worden, bij een bevolkingsdichtheid die tot de top van de wereld behoort.
Luitentant-Generaal Reikichi Tada,
Doktor in de technische wetenschappen, van het keizerlijke Japanse leger, Tokio, 1943
(Rapport van Tada aan zijn regering)
Boekbespreking
Japan Indonesia and the War. KITLV Uitgeverij f 45,00
Vijf Japanse professoren en drie Nederlandse onderzoekers gaan nader in op de rol van Japan in Nederlands Indië gedurende de Tweede Wereldoorlog. Zij stellen dat we terug moeten naar 1905 toen de eerste Japanse bedrijven zaken gingen doen met Nederlands Indië. Na de bankcrisis in Japan van 1927, nam het aantal (manlijke) Japanners toe van 2061 tot 4598 in 1930. In 1933 was Hatta vier maanden in Japan, waarna hij zich persoonlijk inzette voor de handel tussen Japan en Indonesische (veelal Sumatraanse) bedrijven. Deze bedrijven financierden de Indonesische nationalisten na de oorlog. Vervolgens worden de verschillen tussen het Japanse bestuur en het Nederlandse bestuur in de oorlog besproken op juridisch -, voedselvoorzienings- , en economisch gebied.
De Japanners erkennen dat hun centralistische manier van besturen contraproductief werkte in Indië. En ze constateerden al in de oorlog dat de nationalistische leiders op Java alleen konden discussiëren, maar niet konden besturen. De hongersnood in 1944 op Java was niet te wijten aan de misoogst, maar aan falend bestuur van Japanners en Indonesiërs.
Ze zijn van mening dat Nederlands Indië veel beter ontwikkeld was als de andere koloniën die ze in Zuidoost Azië bezet hadden. En ze bemerkten dat de vernielingen van de Nederlanders in 1942 zeer effectief waren, waardoor noch de Japanse overheid noch de Japanse bedrijven de vette winsten konden binnenhalen die ze van te voren verwacht hadden te kunnen oprapen.
Daarnaast klagen ze dat de Indonesiërs hun onafhankelijkheid te danken hebben aan Japan, maar dat diezelfde Indonesiërs na de oorlog 975 Japanse soldaten bij gevechten om het leven brachten.