Vlucht dan wel emigratie naar Nederland 1946 – 1963

Einde WO II in Zuid-Oost Azië

In de nacht van 14 augustus 1945 gaf keizer Hirohito de politieke en militaire leiders in Japan opdracht om de oorlog te beëindigen en de Amerikaanse (geallieerde) overgave-eisen te accepteren. Hijzelf zou de beëindiging op 15 augustus bekend maken aan het Japanse volk via de radio. Het edict waarin dit stond werd door leden van de keizerlijke familie aan de territoriale bevelhebbers overhandigd; in Nederlands-Indië was dat op 22 augustus.
De bekrachtiging van de overgave was op 2 september 1945 aan boord van de U.S.S. Missouri, liggend in de baai van Tokio.

In de door Japan bezette gebieden brak op 15 augustus 1945 een feeststemming los, gemengd met wraakgevoelens. In die eerste weken zijn dan ook overal in Zuid-Oost Azië veel Japanners gelyncht. Overal, behalve in Nederlands Indië (het enige land dat een paar jaar eerder enthousiast de Japanners had binnengehaald). Daar had men al gehoord dat Amerikanen in de Filippijnen en Britten in Birma en Maleisië, met de Japanners samenwerkende nationalisten hadden geëxecuteerd.

De drie nationalisten die dankzij de oorlog aan de macht kwamen waren: Mao-tse-toeng, Ho-tsji-min en Soekarno.

Repatriëring Japanners

Vanuit China, Korea en Taiwan moesten 2,3 miljoen Japanners gerepatrieerd worden, daarmee werd eind 1945 begonnen. In Zuid-Oost Azië moesten 700.000 Japanners worden gerepatrieerd, waarvan 300.000 uit Indië, dat gebeurde in de zomer 1946. In Indië bleven 20.000 Japanners tijdelijk achter voor koelie-werkzaamheden, 1.000 voor berechting en 1.500 waren ondergedoken, veelal in het Indonesische leger.

Hoe was de situatie in Nederlands Indië?

Er waren in augustus 1945 nog 300.000 Japanse soldaten. Die hadden de opdracht gekregen orde te bewaren tot de geallieerden die taak konden overnemen. Maar in hun oude Keizerlijke opdracht stond het land zo achter te laten dat de blanken niet hun vooroorlogse posities weer konden innemen. Waar voldoende geallieerde troepen waren voldeden ze aan de voorwaarden van overgave, maar waar die troepen ontbraken probeerden ze de door hen geselecteerde en getrainde nationalisten aan de macht te helpen.

Met name op Java hadden Indonesiërs leidinggevende posities bekleed tijdens het Japanse bewind. Onder de Nederlanders was dat onmogelijk, zelfs voor de ruim 1.000 academici (waarvan de helft arts). Deze mensen voelden er niets voor hun baan weer aan Nederlanders af te staan.

Dan waren er politici, die getraind waren door de Japanners en van hen de toezegging hadden gekregen voor volledige onafhankelijkheid. Velen meenden dat de Japanners definitief de blanken uit Azië hadden gegooid en dat de blanken geen enkel recht hadden vier jaar later weer terug te komen. Velen hadden enthousiast samengewerkt met de Japanners en de bevolking opgeroepen: waar mogelijk afbreuk te doen aan de geallieerden, christelijke landgenoten te vervolgen (vele duizenden doden) en zich in te zetten voor de Japanse oorlogsmachine (2 miljoen doden).
Dan waren er militairen, soms getraind in Japan, zoals Soeharto (voor de oorlog voorzitter onderofficierenvereniging van het KNIL), die zich sterk genoeg vonden om de Nederlanders te weerstaan en die ze dan ook absoluut niet terug wilden zien komen. Ook scholieren die drie jaar fanatieke indoctrinatie hadden ondergaan waren fel tegen de blanken en de Indo’s (die de Kempetai als hun grootste vijanden zagen).

Kortom de Indonesiërs die onder de Japanse bezetting leidinggevende posities hadden bekleed: hadden ervaring opgedaan in bestuurszaken en politieke aangelegenheden, waren ideologisch gebonden aan onafhankelijkheid, waren niet meer bereid zich te binden aan de vooroorlogse sociale orde, waren beter georganiseerd met het oog op politieke activiteiten en waren niet meer vol eerbied voor de koloniale macht.

Australische betrokkenheid

Australië had de opdracht met twee divisies en ongeveer 5.000 Nederlanders de Grote Oost en Borneo van Nederlands Indië te bezetten (het gebied dat de Japanse marine beheerde). Echter pas na de ondertekening van de overgave documenten op 2 september 1945, 12.00 uur.
In Australië was een Labour-regering aan de macht (met een sterke communistische haven vakbond achter zich), die anti-koloniaal was (en meende geheel Nieuw Guinea en Timor als mandaat gebied te kunnen verkrijgen).
Zij wilde zo snel mogelijk van deze opdracht af. Op 1 februari 1946 trokken zij zich dan ook terug. De NICA (Netherlands Indies Civil Affairs) nam het gezag over.

Britse betrokkenheid

Groot-Brittannië dat op 15 augustus 1945 de opdracht kreeg om naast Sumatra ook Java tijdelijk te bezetten, kende ook een Labour-regering die af wilde van de Britse koloniën. Zij waren daartoe al in onderhandelingen met Indiase nationalisten. Verder zaten de Britten met het probleem dat in januari 1946, 50.000 personeelsleden van de Royal Air Force in het Verre Oosten in staking gingen. Zij wilden niet vechten in een koloniale oorlog.
Anderzijds wilde zij toch ook nog wel graag als wereldmacht gezien worden (op de Yalta conferentie op het schiereiland, februari 1945, hadden de USA en de USSR zaken gedaan waarvan Groot-Brittannië op de hoogte werd gesteld).
Het derde probleem was dat het land vrijwel bankroet was en financieel afhankelijk van de USA.
Hun vierde probleem was dat ze slechts 10.000 man aan Britse troepen hadden voor Nederlands Indië. Tijdens de periode dat ze op Java en Sumatra waren (september 1945 tot december 1946) zagen ze Sikh-militairen hun wapens aan de pemuda’s afgeven (en blanke vrouwen en kinderen verkrachten), die niet aarzelden om Britten te vermoorden (brigade-Generaal A.W.S. Mallaby te Soerabaja bijvoorbeeld). De Britse reactie was daarna dat, indien ze door pemuda’s werden aangevallen ze elke Indonesiër die ze zagen of meenden te zien, doodden.

Amerikaanse betrokkenheid

De Verenigde Staten hadden in april 1945 net een nieuwe president gekregen. Die zag de bondgenoot USSR zich niet houden aan de afspraken betreffende Europa waar zij snel haar grenzen naar het westen aan het verleggen was en die met Japan een bondgenootschap aan het afsluiten was tegen de USA.
Dat betekende dat de USA in Azië er alleen voor stond. Daarom wilden ze geen gezamenlijke bezetting van Japan. Als compensatie verkreeg de USSR het schiereiland Sakhalin, de eilandengroep de Koerillen en werd Korea opgedeeld in een Amerikaans en een Russisch protectoraat.
(Terwijl Rusland Mantsjoerije leeg plunderde en de Chinese communisten negeerde, steunde Amerika Nationalistisch China en bezette met 50.000 mariniers de steden Peking en Tiangjin.)
Zo kon Japan gedwongen worden een bondgenoot van de USA te worden.

Herstel van de internationale handel was de volgende stap. Hoewel zijn voorganger de onafhankelijkheid der volken had voorgestaan en de Amerikaanse kolonie de Filippijnen per 1 januari 1946 zelfstandig zou worden (dat gold niet voor de USA “koloniën” bij het Amerikaanse continent zoals Porto Rico en Panama of voor de Hawaï-archipel), had de nieuwe president liever dat voorlopig de Europese landen nog hun koloniën bleven besturen waardoor die koloniën weer hun handel konden hervatten en vrij zouden blijven van communistische invloeden en de met Japan gecollaboreerd hebbende nationalisten uitgeschakeld zouden worden.

Daarnaast bezat Nederlands Indië grondstoffen voor het maken van uranium -233, de Amerikanen zagen dat liever onder beheer van Nederland.
De Amerikanen waren dan ook niet verheugd dat hun troepen Java niet mochten bezetten van de Nederlandse regering. Ook mochten ze geen Nederlandse bezettingsmacht voor Java trainen en bewapenen.
De Nederlandse regering wilde dat Groot-Brittannië dat zou doen, waarbij Amerika wist dat de Britten noch de manschappen noch de financiën hiervoor hadden.

Situatie in Nederland

Nederland kende in 1945 een niet gekozen regering op politieke basis van de politieke verhoudingen in 1940. De eerste verkiezingen zouden in mei 1946 zijn. Deze politici wantrouwden de Verenigde Staten, zagen niet dat de nieuwe wereldmachten de USA en de USSR waren, meenden dat het Verenigd Koninkrijk na de oorlog wel weer de wereldleider zou worden (die dat zelf overigens ook wel graag weer wilde worden) en zagen niet dat de Britse overheid vrijwel failliet uit de oorlog kwam.

De Nederlandse politici waren noch in staat noch bereid de politieke realiteit in de wereld te onderkennen. Daarnaast kampten ze met de Nederlandse behoefte morele oordelen uit te spreken. Ze hadden zichzelf al in een hopeloze positie gemanoeuvreerd door Amerikaanse hulp voor herstel van de orde in Nederlands Indië af te wijzen. Daardoor konden ze pas in november 1946 Nederlandse troepen naar Nederlands Indië sturen. (In februari 1946 kwam een detachement mariniers in Soerabaja aan).
Bij de capitulatie van Japan was afgesproken dat de Japanners de orde zouden handhaven tot de Nederlandse troepen zouden arriveren. Toen deze dat, na de erkenning van de Indonesische Republiek door de Britten op 29 september 1945, weigerden en de verantwoordelijkheid legden bij de Indonesische regering, kon Den Haag alleen machteloos mopperen over zoveel onrechtvaardigheid.

KVP & PvdA

Zowel de KVP als de PvdA wilden hun zo pas verworven macht niet op het spel zetten voor een onafhankelijk Indonesië.

Meningen in politiek Nederland:
-dat waartoe wij blanken verplicht zijn, is de opvoeding der bevrijde volkeren overal ter wereld,
-met Indonesiërs kun je niet onderhandelen omdat ze: “onbetrouwbaar zijn, zoals alle bruinen” (Drees),
-Indo’s kunnen ongezonde kernen in ons volkslichaam doen ontstaan,
-drop die Indische mensen maar op de eilandjes bij Nieuw Guinea (voor de oorlog waren er al ideeën dat de Indo-Europeanen op Nieuw Guinea moesten gaan wonen),
-er is in Nederland noch werk noch zijn er woningen voor de mensen uit Indië,
-voor economisch herstel moet de vooroorlogse koloniale bedrijvigheid terugkeren zowel in Nederland als in de Indische Archipel.

De oproep van Koningin Wilhelmina in 1946 om de “Indische” mensen te helpen, legden zowel de Nederlandse als de Nederlands Indische autoriteiten naast zich neer.

In het algemeen meenden de Nederlanders dat de Indonesische bevolking verwachtte dat de Nederlanders hun opvoedende taak zouden afmaken; ook dat Nederland Indonesië niet zomaar aan zijn lot kon overlaten.

Daarnaast was met name het Indische ambtenarencorps fel tegen de erkenning van de Republiek op korte termijn, “zij hadden hun werk nog lang niet afgemaakt’.

Verder moesten Nederlandse ex-krijgsgevangenen na de oorlog de Indonesische dwangarbeiders (romusha’s) opvangen en naar hun huis begeleiden, waarbij ze geen medewerking kregen van de “nationalisten”.

Velen beschouwden het Indonesische vrijheidsstreven ook als de behoefte van Javanen om te heersen over de andere Indische volkeren. De Indische Nederlanders meenden oprecht dat de gewone Indonesiër na de Japanse bezetting verlangde naar veiligheid en welvaart onder Nederlandse leiding. Te gemakkelijk werden de medestanders van Soekarno als collaborateurs, opportunisten en communisten gezien.

De Nederlanders wensten de Japanse oorlogsmisdadigers te vervolgen terwijl de Indonesische nationalisten daar geen behoefte aan hadden. Na de soevereiniteitsonverdracht werden de veroordeelde Japanners die gevangen zaten overgebracht naar Japan.

Schets periode 17 augustus 1945 tot 7 maart 1967

17 augustus 1945
-De Japanse vice-admiraal Maeda stelt een onafhankelijkheidsverklaring op en stuurt Indonesische jongeren (pemuda’s) naar Soekarno om hem te dwingen deze verklaring publiekelijk bekend te maken. Hij had ook de Indonesische grondwet opgesteld (november 1945 stelt Sjahrir een nieuwe democratische grondwet op, in 1958 wordt de “Japanse” grondwet weer van kracht) en was mede samensteller van het eerste Indonesische kabinet van 1 september 1945.
De Japanners hadden Pancadharma bedacht: in leven en in dood, voor en na de oorlog, voor een Groot Oost-Aziatische Welvaartssfeer, altijd onder leiding van Japan (variant Pancasila). Zij wilden Soekarno als vorst van Indonesië aanstellen. Zij doopten hun persbureau in Batavia om van Domei in Antara. Ze lieten de radio 24 uur per dag in de ether zijn, waarbij om het uur werd opgeroepen om alle blanken en hun “honden” te doden. Meer dan 1.000 officieren en onderofficieren moeten een Indonesisch leger oprichten.
-De Japanse generaal Iwabu ging met 20.000 van zijn soldaten op pad, om de Javaanse jongeren te helpen de Keizerlijke opdracht uit te voeren:
“dood alle blanken en dood alle christenen.”

2 september 1945
-Na de ondertekening van de Japanse overgave landen Australische troepen, met een paar duizend Nederlanders, in de Grote Oost en Borneo. De Britten hebben nog geen troepen waardoor alleen wat officials op Sumatra en Java landen.

29 september 1945
-De Britten erkennen de facto de Indonesische republiek. Ze ontschepen in drie weken 40.000 manschappen. Uiteindelijk landen er in 1945 ongeveer 82.000 manschappen, 10.000 Britten en 72.000 Indiërs (Sikhs en Gurka’s)
.

Oorl.Verklaring-Soekarno

2 oktober 1945
-Soekarno verklaart Nederland de oorlog. Indonesische jongeren (pemuda’s later genaamd djahats wat terreurmisdadigers betekent) op met name Java, tussen 8 en 14 jaar, verblind na drie jaar van indoctrinatie door de Japanners en hun eigen leiders en al dan niet door Japanners bewapend, trokken plunderend, verkrachtend, verminkend en moordend door het land op zoek naar blanken en bevolkingsgroepen die zich in de oorlog anti Japans hadden opgesteld, zoals de Indo-Europeanen, Chinezen en aanhangers van een christelijke godsdienst zoals Minahassers, Timorezen en Molukkers. Daarnaast werden er ook dorpshoofden vermoord die in de oorlog gedwongen waren geweest om dwangarbeiders voor de Japanners te leveren. In de laatste maanden van 1945 zijn naar schatting 3.500 blanken en 30.000 “anderen”, alleen al op Java afgeslacht, voor het merendeel vrouwen en kinderen.
Dat was de bersiaptijd.
De Nederlandse politici vonden dat vanwege dit moorden door “de Indonesische nationalisten” de wereldopinie op de hand van Nederland diende te zijn.

10 oktober 1945
-De Japanners stellen de pemuda’s verantwoordelijk voor de handhaving van de orde en rust. Ze dragen hun wapens over en trekken zich terug op vooraf klaargemaakte stellingen, in de bergen, althans dat proberen ze. In de Grote Oost lukt hen dat niet, maar ook op Java en Sumatra zijn er Britse commandanten die hen dat niet toestaan.

G.G. treedt af

11 oktober 1945
-Van Starkenborgh deelt de Nederlandse regering mede af te treden als Gouverneur-Generaal, omdat er onderhandeld wordt met de Indonesische nationalisten.

23 oktober 1945
-De Britse regeringsvertegenwoordiger op Java verklaart dat de Republiek, opgezet onder supervisie van de Japanners, in de wereld niet op sympathie kan rekenen. Hatta stelt daarop voor om te onderhandelen.

Oktober 1945
-Indonesische studenten, die de oorlog in Nederland hadden meegemaakt (en veelal in het verzet hadden gezeten), waren naar Indië gestuurd om te bemiddelen, maar kozen aldaar aangekomen de kant van Soekarno c.s.
-Het Indonesische leger richt nieuwe interneringskampen in, ter bescherming van de blanken, Indo’s en Christenen. Hierin kwamen circa 5.000 mensen rechtstreeks uit de Japanse kampen en nog eens 60.000 die in de oorlog buiten de kampen waren gebleven.
Eind 1948 kwamen pas de laatsten uit deze zogenaamde extremistenkampen.

Onderhandelingen van Mook

1 november 1945

-Soekarno verzoekt Sjahrir een nieuw Indonesisch kabinet samen te stellen en met de Nederlandse vertegenwoordiger van Mook te onderhandelen.

6 november 1945
-Van Mook bericht Den Haag dat herstel van het Nederlands gezag op Java onmogelijk is. Velen wantrouwden de Nederlandse onderhandelaar luitenant gouverneur-generaal van Mook omdat hij een Indo-Europeaan was.

12 november 1945
-Sudirman wordt Indonesisch legercommandant – naar Japans model dus naast de politiek.

November 1945
-Den Haag besluit al klaarstaande vrijwilligers niet naar Indië te sturen.

December 1945
-Van Mook en Sjahrir komen tot een akkoord wat pas vier jaar later gehonoreerd wordt. Den Haag wenst de onafhankelijkheid niet te erkennen. Het Indonesische leger wenst geen compromissen maar alleen 100% onafhankelijkheid, en wel meteen.

4 januari 1945
-De Republiek verplaatst haar hoofdzetel van Djakarta naar Djokjakarta.

April 1946
-De Hoge Veluwe conferentie mislukt omdat Den Haag nog niet rijp is voor erkenning van de Republiek.

13 juli 1946
-Nederland kreeg het beheer over de Grote Oost en Borneo.

Malino conferentie

Juli 1946
-Op de Malino conferentie tussen politici van Nederland en de Grote Oost en Borneo wordt een akkoord bereikt. De federatie van Indonesische Staten zou na een overgangsfase van vijf à tien jaar volledige autonomie verkrijgen.

19 oktober 1946
-Het eerste schip met Nederlandse troepen aan boord debarkeert te Djakarta. Bij deze eerste troepen zaten gedwongen Nederlandse ex-oostfrontstrijders, SS-ers en NSB-ers. Verder waren het dienstplichtigen die veelal niet wilden, 38% verscheen niet op de eerste inschepingsdatum. Daarbij ging de Nederlandse regering voorbij aan artikel 184 van de toenmalige grondwet waarin stond dat dienstplichtigen niet zonder hun toestemming naar de koloniën mochten worden gezonden. Nederland stuurde in totaal in de periode 1946 – 1949 ruim 150.000 soldaten naar Nederlands Indië (27% van deze soldaten keerden niet terug naar Nederland maar emigreerden naar Australië of Nieuw Zeeland). In de strijd tegen het Indonesische vrijheidsleger sneuvelden 6.000 soldaten. Naar schatting verloren 200.000 Indonesiërs in die periode het leven.

November 1946
-De besprekingen te Linggadjati mislukken.

Helfrich-staatsgreep

8 november 1946
-Admiraal Helfrich roept vanuit Nederland het Nederlandsch Indische leger op tot een staatsgreep.

12 november 1946
-Admiraal Helfrich en Generaal Kruls kondigen hun ontslag aan als er een akkoord te Linggadjati komt.

20 november 1946
-Koningin Wilhelmina maakt beide heren duidelijk dat hun opvattingen niet van deze tijd zijn.

12 december 1946
-Generaal b.d. Jonkheer Roëll roept het Nederlandse volk op zich te verzetten tegen een akkoord met de Republiek.

30 november 1946
-De Britten verlaten de Indonesische archipel en dragen hun verantwoordelijkheid over aan de Nederlanders.

April 1947
-Op de Aziatische conferentie van Delhi is Indonesië als een zelfstandige staat aanwezig en krijgt ze de toezegging dat bij Nederlands militair ingrijpen de Veiligheidsraad zich zal uitspreken.
De Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Egypte en de Arabische Liga wensen ambassadeurs bij de Republiek Indonesië aan te stellen.

Juni 1947
-Amerika verzoekt Nederland om Amerikaanse levens en bezittingen in ‘Indonesië’ te beschermen, door militaire acties. Aangezien Nederland, bankroet is, zit ze erg verlegen om Amerikaanse kredieten. Ook Frankrijk en China scharen zich achter Nederland. De moslimpartij in Indonesië – Masjoemi – en enige Indonesische politici – zoals Subandrio – verzoeken Nederland militair in te grijpen. Het Indonesische leger moet ondergeschikt gemaakt worden aan de politici.
-Sjahrir treedt terug.
-Veel zelfstandige strijdgroepen op Java stellen zich onder commando van het Indonesische leger.

1e Politionele actie

21 juli 1947
-Begin van de eerste politionele actie.

31 juli 1947
-De, tot dan toe volstrekt machteloze, Veiligheidsraad roept op tot een staakt het vuren.
Tot stomme verbazing van de USA ging Nederland hierop in en liet ze de Indonesische politici vallen. De Indonesische legerleiding maakt van toen af de politieke dienst uit.

Oktober 1947
-Op mandaat van de Veiligheidsraad vertrekt een Commissie van Goede Diensten, bestaande uit de V.S., Australië en België, naar Indonesië.

Januari 1948
-Het akkoord van Renville. Het Indonesische leger (T.N.I.) accepteert dit akkoord niet. Amerika komt tot de conclusie dat Nederland gewoon weg moet gaan uit Indonesië, zoals de Britten dat in India hebben gedaan.

Juli 1948
-Tijdens het Bijzonder Federaal Overleg stellen de Indonesische federalisten (Grote Oost en Borneo) dat de Indonesiërs hun eigen problemen maar moeten oplossen zonder Nederlanders.

Augustus 1948
-Communistische opstand te Madioen door het T.N.I. neergeslagen.

September 1948
-Van Mook wordt vervangen door Beel, in de nieuwe Nederlandse regering had de VVD dat bedongen.

2e Politionele actie

18 december 1948
-De tweede politionele actie gaat van start in de blinde hoop dat bezetting van Djokja de oplossing zal brengen (19% van de mensen in Nederland is tegen). De Veiligheidsraad roept op tot een internationale boycot van Nederland, de VS dreigen de Marshall-hulp in te trekken. Australische vrijwilligers (met name piloten) versterken het Indonesische leger.
Bij de oprichting van de NAVO in 1949 tegen de dreiging van de USSR mag Nederland alleen toetreden indien ze haar acties in Indonesië stopzet.
Na een jaar van Nederlands Indonesisch overleg (waarin Nederlandse en Indonesische militairen soms gezamenlijk op jacht gaan naar de “bersiap-pemuda’s”) volgt op 27 december 1949 de soevereiniteitsoverdracht. Nieuw Guinea wordt uitgezonderd op dringend verzoek van de VVD. (Van Maarseveen tegen Hatta: “maar over een jaar is het van jullie”.)
Het Indonesische leger verzet zich hevig.
De Nederlandse regering bedingt tevens dat Indonesië 4 miljard van de 6 miljard schuld van het Nederlands-Indische gouvernement overneemt. Financieel-economisch is dit voor Nederland de meest winstgevende periode geweest uit haar koloniale verleden. De Indonesische regering legt de post vervolgens neer bij de Nederlandse particulieren en bedrijven via onteigening van hun eigendommen.

12 juli 1949
-Het KLM-toestel de “Franeker” verongelukt bij Bombay. De tien bemanningsleden en vijfendertig Amerikaanse journalisten komen om. De journalisten hadden een paar weken door Nederlands-Indië getrokken om voor hun kranten te berichten over de situatie aldaar. Ze lieten weten dat ze voor hun kranten zouden schrijven dat ze begrip hadden voor het Nederlandse beleid; dat ze Soekarno een zwakke leider vonden en dat de Indonesiërs nog niet rijp waren voor onafhankelijkheid. Op verzoek van Soekarno lieten Indiase nationalisten het vliegtuig verongelukken.

Steun VS aan Indonesie

Tussen 1950 en 1965 steunt de VS opstandelingen in Indonesië met wapenleveranties.

Tussen oktober 1949 en april 1951 worden de Nederlandse troepen teruggetrokken uit Indonesië.

25 april 1950
-De Republiek Maluku Selatan (RMS) roept zich uit tot een zelfstandige staat. Zij verkrijg geen internationale erkenning en Indonesië stelt een blokkade van Ambon in. De Molukse militairen die niet op Ambon waren worden door Nederland geïnterneerd. In februari 1951 moeten ze kiezen tussen demobilisatie in Indonesië met een handgeld van ¦ 5.000,- of tijdelijke verhuizing naar Nederland. In Nederland aangekomen worden ze uit het leger ontslagen. Dat geldt overigens niet voor Molukse marine mensen.

4 december 1957
-Alle Nederlanders dienen Indonesië te verlaten.

1963
-De overdracht van Nieuw Guinea aan Indonesië (50% van de Indonesische bevolking is nog onkundig van de soevereiniteitsoverdracht in 1949).

1964
-Groot-Brittannië en Australië willen militair tussen beide komen bij de Maleisië-campagne van Indonesië.

30 september 1965
-Een coup in Indonesië. Soeharto, die in de oorlog in Japan een opleiding heeft genoten, komt als sterke man te voorschijn. Het leger ontketent een jacht op “communisten”. Naar schatting 700.000 mensen worden gedood en 1 miljoen mensen gevangengezet. De jacht is geconcentreerd op midden- en oost Java en Bali.

7 maart 1967
-De laatste politicus, Soekarno, wordt door het leger aan de kant gezet. Soeharto wordt president.

De Evacuatie

Indo-Europeanen die Indonesië wilden verlaten konden alleen naar Nederland of de VS (en een duizendtal naar Brazilië) Met name Australië wenste geen “gekleurde” emigranten toe te laten.

In 1946 kwamen er in totaal 70.000 mensen in Nederland aan per boot, 3.200 gingen rechtstreeks van boord naar een ziekenhuis. (Enkele bootnamen: Oranje, Tegelberg, Indrapoera, Boissevain).
Dat waren in hoofdzaak Europeanen met familie in Europa.
Op de laatste Britse reis naar Engeland, met de Nieuw-Amsterdam, was er nog plaats over en konden de eerste Nederlandse gewonden, vrouwen en kinderen mee. De boot vertrok op 8 december 1945 uit Singapore. Op 13 december was zij in Colombo op Ceylon. Op 24 december was zij in Port Said.
Daar werden de Nederlanders per goederentrein naar Ataka gebracht, waar ze in loodsen winterkleren kregen van het Vrouwelijk Hulp Korps, toiletartikelen van het Rode Kruis en sigaretten en snoep. Ze werden geholpen door krijgsgevangen Duitsers en Italianen.
Op 1 januari 1946 kwam de Nieuw Amsterdam in Southampton aan . Daar moesten de Nederlanders overstappen op twee kleinere boten vanwege de vele mijnen die nog in de Noordzee waren. Op 3 en 5 januari kwamen ze in Amsterdam aan.
De ontvangst was voor velen schokkend.
De havenarbeiders stalen alles wat even onbeheerd was en scholden de vluchtelingen uit voor kolonialisten, die nu weer hier zakken kwamen vullen. (Die vijandige ontvangst viel overigens ook veel Nederlanders ten deel die uit de Duitse kampen terug kwamen).

Had je familie in Nederland dan kon je daar veelal intrekken, door de woonruimte toewijzingen van overheidswege was dat voor de familie soms een uitkomst.
Had je géén familie dan werd je in contractpensions geplaatst. De overheid hield dan 60% belasting in van je loon. De rest kreeg de pensionhouder, die dan bepaalde of je nog zakgeld kreeg.
Kleren en huisraad kopen ging aan de hand van een maatschappelijk werker, die provisie kreeg van de middenstander. Tevens moesten de maatschappelijk werkers tweemaal in de week onaangekondigd controleren of “die Indo’s niet stiekem rijst kookten”. Het bestede bedrag moest met rente weer terugbetaald worden aan de Nederlandse overheid. Dit in tegenstelling tot de slachtoffers van bijvoorbeeld het bombardement op Rotterdam of van de slag om Arnhem.
De Molukkers werden in de oorlogskampen van Westerbork, Amersfoort en Vught geplaatst.

In 1950 en 1951 samen kwamen 90.000 mensen naar Nederland uit Nederlands Indië. Dat waren veelal de laatste ambtenaren en ex-KNIL militairen. (4.000 Molukkers met hun familieleden).

1952 – 1957 90.000 mensen – Indo-Europeanen – zogenaamde kleine Indische Nederlanders.

Tot 1953 ging ongeveer de helft weer terug naar Indonesië. Velen moesten vanwege hun werk, maar velen gingen ook terug hopend dat het wel weer goed zou komen.

De economische crisis in 1955, door het falende beleid van de regering Soekarno, werd door middel van demagogische propaganda het breekpunt voor de betrekkingen met Nederland.

In 1958 kwamen 40.000 mensen uit Indonesië. Dat waren veelal mensen uit het particuliere bedrijfsleven na de nationalisatie.

In 1962 kwamen 20.000 mensen uit Nieuw-Guinea naar Nederland, velen van hen hadden in 1949 de Indonesische nationaliteit aangenomen.

In totaal gingen rond 330.000 mensen van Indonesië naar Nederland. Zo’n 65.000 van hen emigreerden door vanuit Nederland naar Amerika, Australië, Brazilië, Nieuw-Zeeland, Canada of Zuid-Afrika, 15.000 vestigden zich in hun Europees geboorteland buiten Nederland.
Een 35.000 mensen trokken vanuit Indonesië naar één van voornoemde emigratielanden.

Van de 250.000 die in Nederland bleven, waren er 50.000 blank, 180.000 Indo-Europees, 13.000 Moluks en 7.000 Chinees, Menadonees of afkomstig van een andere Indonesische bevolkingsgroep. Van de 65.000 mensen die emigreerden kwam ongeveer één derde later (jaren ’80) weer in Nederland.

Verbittering

In 1990 waren er in Nederland 188.000 mensen die in Indië zijn geboren en 285.000 waarvan één of beide ouders in Indië zijn geboren, maar die zelf in Nederland zijn geboren.
De overgang van deze mensen uit Indië naar Nederland kwam veelal onverwachts en zeker niet gewenst. Men gaf de schuld aan de Nederlandse politici en aan Sukarno, Indonesia’s eerste president.

Men was dus verbitterd.
Daarnaast was het leven zo anders.
Men was de ruimte gewend met een overdadige natuur, bergen en vulkanen en heel aparte nachtgeluiden.
Politiek overzag men het hele wereldgebeuren, en nu alleen nog Nederland in West-Europa. De andere cultuur, harder- onbeleefder- directer. Het gespreksonderwerp “het weer” in plaats van, “waar gaat u naar toe?”.
Het van te voren moeten vragen of je op visite kan komen, en dan met het eten wegwezen. Niet bij regen naar buiten gaan, schoenen, voeten vegen, deur dicht, niet elke dag douchen, niet elke dag schone kleren, de steile wallekanten bij grachten en kanalen, het sterrebeeld de grote beer in plaats van het zuiderkruis, de kou en de zonloze dagen, zijn zwarte kachels in de winter gestookt met zwarte kolen, waar dan ’s avonds een houten hekje omgezet werd waar de was op gedrapeerd werd om te drogen, het rechtse verkeer, wc-papier.

De mensen uit het voormalig Nederlandsch-Indië konden zich hier niet bij aanpassen. Zij verkozen daarom stil te zijn en hard te werken. De gezinshereniging, het weer samen zijn, waar jaren naar verlangd was, verdiende de eerste prioriteit.

Daarnaast werden ze geconfronteerd met de Nederlandse zieligheidcultuur: ik ben zielig en jij bent dat alleen zolang je ver weg woont.

De Nederlanders dachten dat die groep zo goed assimileerde in de Nederlandse maatschappij. Maar de verbittering over het onrecht hen aangedaan verdween niet. De hang naar de Indische cultuur bleef en kwam boven in familie- en vriendenkring.

De Molukkers waren de eersten die niet langer meer wilden zwijgen en genegeerd worden (Wijster treinkaping).
Daarna kwam langzaam ook de rest los.
Dagboeken, boeken en artikelen over die tijd verschenen.
Symposia werden gehouden.
De medici gaven aandacht.
De keerzijde hiervan was dat in het Centrum voor oorlogstraumata te Oegstgeest rond 1980 het percentage cliënten met de Aziatische oorlog als achtergrond opliep tot 50%.

Onthulling van het Indisch Monument in Den Haag vond plaats op 15 augustus 1988 door Koningin Beatrix.
Oprichting van de Stichting Japanse Ereschulden in 1990.

Jan Willem Hoegen

Literatuurverantwoording:

  1. C. Adams,Soekarno, een autobiografie, 1965
  2. G. Anderson,Java in a time of revolution, 1972
  3. J. Bank,Katholieken en de Indonesische Revolutie, 1983,
  4. Basis, thema nrs. augustus 1987 en augustus 1988, Voormalig Nederlands-Indië,
  5. H. Baudet en I.J. Brugmans,Balans van Beleid, 1961,
  6. J. van den Berg, Bersiap, 1993,
  7. J.C. Bijkerk, De Colombo tragedie,
  8. S. Boon en E. van Geleuken, Ik wilde eigenlijk niet gaan, 1993
  9. Brits-Amerikaanse TV-documentaire,Riding the Tiger, 1993,
  10. A.C. Broeshart, Een dagboek over de bersiaptijd in Soerabaia, 1987,
  11. R. de Bruin, Islam en Nationalisme, 1982,
  12. L.F.M. Busselaar,Belevenissen van een landstorm soldaat, 1955,
  13. J. Chang,Wilde zwanen, 1993,
  14. M.C. van Delden,Bersiap in Bandoeng, 1989
  15. J.J.A. vann Doorn en W.J. Hendrix,Ontsporing van Geweld, 1970
  16. P.J. Drooglever e.a.,Indisch Intermezzo, 1991,
  17. W.H. Frederick,Vision and Heat, 1988
  18. J. van Goor,Indië/Indonesië, 1987
  19. P.M.H. Groen,Marsroutes en dwaalsporen, 1991
  20. P.M.H. Groen,Patience and Bluff, 1985,
  21. K. Groeneboer,Weg tot het westen, 1993
  22. M. Hatta,Memoires, 1972
  23. C.E.L. Helfrich,Memoires, 1950
  24. W. IJzereef,De Zuid-Celebes affaire, 1984,
  25. B.R. Immerzeel, F.van Esch e.a.,Verzet in Nederlands-Indië, 1993
  26. S.M. Jalhay,Allen zwijgen,27. L.F. Jansen,In deze halve gevangenis, 1988,
  27. J.J.P. de Jong,Diplomatie of strijd, 1988,
  28. R. Kiers,VPRO 1976, Indonesia Merdeka,
  29. R. Kousbroek,Het Oost Indisch kampsyndroom, 1993,
  30. O. Kuijk en B. van Veen,Soekarno tabeh, 1967,
  31. R. Kuiper,Zelfbeeld en Wereldbeeld, 1992,
  32. S.A. Lapré,Nederlands-Indië 1940 – 1950, 1990,
  33. J. Last,Soekarno, in: De nieuwe stem 1961,
  34. M. Lubis,Weg zonder einde, 1969,
  35. H. Maier, D. van Minde, H. Poeze, samenstellers,Wisseling van de Wacht, 1995,
  36. R.J. Mc Mahon,Colonialism and Cold War, 1981,
  37. F.R. von der Mehden,South-East Asia 1930 – 1970, (1974),
  38. H. Meijer,Den Haag – Djakarta 1950 -1962, 1994,
  39. A.H. Nasution,Perang Kemerdekaan, 1979
  40. R. Nieuwenhuys e.a.,De bevrijding in de Oost, 1995
  41. S. Nishijima, K. Kishi e.a.,Japanese Military Administration in Indonesia,
  42. J. Princen,Een kwestie van kiezen, 1995,
  43. A. Reid,The Indonesian National Revolution 1945-1950, 1974,
  44. I.F.M. Salim,Vijftien jaar Boven Digoel, 1980
  45. S. Sato,War, Nationalism and Peasants, 1994,
  46. C. Schuuring,Roeslam Abdulgami, 1995,
  47. Soeharto,Autobiografie, 1989,
  48. J. van Splunter,Kernsplijting en diplomatie, 1993,
  49. G. Teitler e.a.,De politionele acties, 1990
  50. G. Teitler e.a.,De val van Nederlands Indië, 1982,
  51. P.A. Toer,Aarde der mensen, 1980
  52. E. Touwen-Bouwsma e.a.,De afwikkeling van de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië, 1996,
  53. R. Westerling,Westerling, de eenling, 1982,
  54. W.F. Wertheim,Het sociologisch karakter van de Indo-maatschappij, in: Vrij Nederland, 1947,
  55. idem, Indonesië van Vorstenrijk tot Neokolonie, 1992
  56. W. Willems e.a.,Bronnen van kennis over Indische  Nederlanders, 1991,
  57. idem Sporen van een Indisch verleden, 1992,
  58. ibidem Het einde van Indië, 1995,
  59. W. Willems en L. Lucassen,Het onbekende vaderland, 1994,
  60. z.a.,I.N.D.O., in: Vrij Nederland, 1982,
  61. J. Zwaan,Nederlands-Indië 1940-1946, 1985.