Welkom van Koningin Wilhelmina in 1946
Landgenoten, die zijt teruggekeerd uit de hel van concentratiekamp, gevangenis, werk- of gevangenkamp, of een of meer van deze beproevingen hier te lande hebt ondergaan, en gij, die thans uit Indië zijt aangekomen tot U allen wil Ik een persoonlijk woord richten.
Nu de eerste schepen uit het eens zoo vredige en welvarende Insulinde met uitgeputte kinderen, vrouwen en mannen zijn binnengeloopen, en deze thuiskomst in zoo groote getale, na zoo verre reis over oceaan en zeeën, wellicht nog duidelijker tot de verbeeldingskracht spreekt van iederen Nederlander en deze nog meer doet betreffen, welk nameloos leed hij geroepen is te lenigen, dan bij den stroom huiswaartsgekeerden uit Duitschland en de door dat land bezette gebieden, heb Ik dit oogenblik aangegrepen om tot U allen het woord te richten.
Hartelijk welkom heet Ik U, landgenooten, die de verre reis naar hier hebt volbracht. Gij zijt voor ons in Nederland de verpersoonlijking van hetgeen geleden is drie en een half jaar lang onder den hiel van de meedoogenloozen Aziatischen overweldiger en van de daarop gevolgde geestelijke en lichamelijke martelingen na den val van Japan. Met open armen ontvangt U het veilige, gastvrije Nederland, dat U zeker alles zal geven, wat het te geven heeft. Wij allen hier wenschen U toe rust en spoedig herstel van krachten. Diepe ontsteltenis heeft zich van elkeen meester gemaakt bij het vernemen van de berichten over het gruwelijke, dat zoovelen, die zich trouw verbonden voelen aan ons Rijk, is overkomen, waarbij Ik niet zou willen vergeten hen, die neergeveld werden om der wille van hun geloof.
Vol eerbied en bewondering zijn Wij voor Uw onoverwinnelijke geestkracht, taaiheid en volharding in die tijden van vernedering en smaad. Zij deden U de moeilijke omstandigheden, waaronder de thuisreis moest worden volbracht, moedig aanvaarden. Dat vervult ons met vertrouwen, dat gij de toekomst met dezelfde geestkracht tegemoet zult gaan.
En thans, gij die eerder van elders en langs anderen weg het vaderland hebt bereikt, soms na lange omzwerving en moeizame reis, gij, vrouwen en mannen, die daarginds de verschrikkingen van concentratiekamp en gevangenis hebt doorstaan of wel gij, die in het vaderland door deze hel zijt heengegaan. Ik weet, hoe zwaar gij geleden hebt naar ziel en lichaam en hoe langzaam uw geknakte gezondheid, uw uitgeteerd gestel zich weder zal oprichten en hoe gij meestentijds nog steeds het beeld van al die verschrikkingen in U omdraagt. Maar Ik weet ook, hoe gij bovenal, door de diepten van uw geestelijk lijden heen, kunt opklimmen tot een punt, waarop gij U keert naar de toekomst om met nieuwen moed een nieuw leven aan te durven.
Ik begrijp uw teleurstelling en ontgoocheling, waar alles niet zoo geloopen is, als gij U de toekomst had voorgesteld. Deze teleurstelling en ontgoocheling liggen zoozeer in de natuur der dingen. Toch zie Ik ook in het lijden van ons geheele volk, zij het op andere wijze dan gij, de verklaring voor de traagheid in het U zielkundig begrijpen en tegemoetkomen, zooals gij dit verwacht en gehoopt hadt.
Op het tijdstip, dat gij onze grens overschreedt, waren de geesten geheel in beslag genomen door den zorg om het dagelijksch bestaan en de eigen ontberingen en met het overwinnen van de eigen moeilijkheden. Toch lijdt het geen twijfel, dat Nederland weet, wat gij over gehad hebt voor de zaak der vrijheid en de bevrijding des vaderlands en dat het trotsch op U is. Wij mogen en zullen dit niet vergeten.
In een tijd, als waarin wij thans leven, kunnen wij Uw bezielend voorbeeld en de kracht, die van U uitgaat als strijder en strijdster niet missen, willen wij een nieuw en beter vaderland bouwen. Wij hebben ieder van U noodig, onverschillig of gij weer tot werken in staat zijt of nog gekluisterd zijt aan een smartelijk ziekbed; wil ons ook nu voorgaan met de inspiratie, die U bezield heeft en de geestkracht, die gij aan den dag gelegd hebt tijdens de verschrikkelijke jaren, die achter ons liggen, geef U opnieuw op deze wijze voor ons allen, voor het vaderland. Met hart en hoofd geheel vervuld met dit levensdoel, zal opnieuw geluk Uw leven binnenstroomen en God geve U daarbij innerlijke rust en vrede.
Gij kunt vertrouwen, dat ieder, die op dit punt verantwoordelijkheid draagt, zich van die verantwoordelijkheid bewust is en dat de resultaten van hun handelen, naarmate het herstel toeneemt, steeds duidelijker zullen worden.Nu Ik tot U spreek, gaan als vanzelf mijn gedachten ook met trotsche voldoening naar onze dappere strijders te land, in de lucht, ter zee en bij de koopvaardij, van wie veel geestkracht en moed gevraagd wordt om de gevolgen, die de oorlog voor hen met zich heeft gesleept, voor het verdere leven te dragen, die hetzij gewond werden in den strijd of wel als gevangenen de daarmede gepaard gaande ellende hebben moeten verduren; hier behoef Ik slechts Thailand te noemen.
Hun allen roep Ik toe: wij hebben ook U noodig; vervult Uwe roeping, bouwt allen mede, geestelijk en ook stoffelijk, aan het nieuwe Vaderland en aan het nieuwe Rijk.Ten besluite spreek Ik tot alle Nederlanders. Wij zijn aan onze driekleur, die ons in deze jaren zoo dierbaar is geworden, verplicht te toonen, dat het ons diepe ernst is met onze dankbaarheid tegenover al deze vrouwen en mannen, die het beste gaven voor Nederland, voor ons Rijk en voor ons. Het is onze eereplicht hen niet teleur te stellen.
Welkomstrede van Koningin Wilhelmina in 1946