De oorlog met Japan
Nadat Japan in de tweede helft van de 19de eeuw uit zijn zelf gekozen isolement was gehaald, slaagde het erin zich te ontwikkelen tot een land dat dezelfde imperialistische aspiraties ging koesteren als de Westerse mogendheden. Hierdoor ontkwam het aan het lot dat het Chinese keizerrijk had getroffen dat zich weerloos had getoond tegen het opdringen van het Westerse imperialisme.
In het begin van de twintigste eeuw had Japan een positie bereikt die het op gelijke voet had gebracht met de Westerse landen. Een voorbeeld van die erkenning is het in 1902 met Groot-Brittannië gesloten verdrag inzake onderlinge steunverlening, dat in de Eerste Wereldoorlog Engeland in het Verre Oosten kostbare Japanse maritieme hulp opleverde. In 1905 bevestigde Japan opnieuw zijn positie als grote mogendheid door in een oorlog ter verkrijging van invloed in Mandsjoerije, het Russische Tsarenrijk een desastreuze nederlaag toe te brengen.
De Japanse expansiedrang had het keizerrijk in de tweede helft van de 19de en het begin van de 20ste eeuw de Rioe-Kioe-eilanden, Taiwan en Korea opgeleverd. Dit imperialistische streven was na de Eerste Wereldoorlog niet afgelopen, en Japan richtte nu zijn aandacht op een verdere uitbreiding van zijn invloed in Mandsjoerije, wat in 1932 gebeurde, in 1937 gevolgd door een oorlog met China.
Veranderende machtsverhoudingen
De Westerse koloniale mogendheden in Azië – Groot-Brittannië, Nederland, de Verenigde Staten en Frankrijk – waren zich er terdege van bewust dat door het Japanse opdringen de onderlinge machtsverhoudingen in Azië drastisch waren gewijzigd en realiseerden zich dat ook hun bezittingen in dat werelddeel wel eens de begeerte van Japan zouden kunnen opwekken. Dat gevaar probeerden die landen te bezweren door een politiek te voeren die vasthield aan handhaving of herstel van de Status Quo. Een voorbeeld van dit laatste was de Amerikaanse eis dat Japan zich uit China moest terugtrekken, pas dan zou gepraat kunnen worden over specifieke Japanse belangen, die vooral op economisch gebied lagen.
Toen Duitsland in 1940 Nederland had bezet en Frankrijk was verslagen begon Japan zelf eisen te stellen. Al in september 1940 bezette het ’t noorden van Frans-Indo-China, terwijl Tokio al in mei 1940 de Nederlands-Indische regering in Batavia (thans Jakarta) onder druk zette over de leverantie van goederen die voor Japan van strategisch belang waren, zoals onder meer tin, aardolie, bauxiet en rubber.
Onderhandelingen hierover liepen op niets uit en ook besprekingen met de Verenigde Staten mislukten steeds omdat Japan niet aan de Amerikaanse eis tegemoet wilde komen zich uit China terug te trekken. Trouwens beide partijen waren niet geneigd elkaar iets toe te geven: Japan wilde het onderste uit de kan hebben, waaraan de westerse mogendheden niet konden toegeven omdat het hun eigen machtspositie in het Verre Oosten zou ondergraven.
Japan ging zelfs zover dat het zijn aspiraties openlijk naar buiten bracht door in augustus 1940 officieel bekend te maken dat het streefde naar een Groter Oost-Aziatische Gemeenschappelijke Welvaartssfeer waaraan alle landen in Azië zouden moeten deelnemen, dus ook de Westerse koloniale gebieden. De volkeren van die landen zouden de ketenen van het Westerse imperialisme moeten verbreken.
Op 2 juli 1941 besloot Japan, omdat het z’n zin niet kreeg, het streven om te zetten in daden en een politiek te voeren die erop was gericht die Gemeenschappelijke Welvaartssfeer te concretiseren. Het tweede deel van dit besluit sloot aan op het eerste en hield in het treffen van voorbereidingen voor een oorlog met de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Nederlands-Indië als de onderhandelingen die nog met Washington werden gevoerd geen resultaat zouden hebben.
Overigens had Japan in januari 1941 al het plan ontworpen om, als het ooit tot een oorlog zou komen, de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor op Hawaii te vernietigen. Na de besluiten van juli in dat jaar werd nu ook het zuiden van Indo-China bezet, en werden er operatieplannen ontworpen voor aanvallen op Malakka, Nederlands-Indië, de Bismarck-Archipel en de Filippijnen, terwijl de Japanse marine zich nu daadwerkelijk ging voorbereiden op de aanval op Pearl Harbor.
De oorlog wordt onafwendbaar
Begin november 1941 besloot de Japanse regering in de slepende onderhandelingen met de Verenigde Staten met een laatste voorstel te komen. Washington weigerde die voorstellen te aanvaarden omdat zij in feite de uitlevering van geheel Zuid-Oost Azië aan Japan inhielden, en in november 1941 werd het duidelijk dat het uitbreken van de oorlog nog maar een kwestie van weken zou zijn. In het begin van die maand had de Japanse regering besloten haar belligerente voornemens na de 25ste november in daden om te zetten. Twee weken eerder al was Japan begonnen een machtige vloot samen te trekken in de Tankanbaai op een van de Koerilen-eilanden. In totaal lagen daar op 18 november 34 oorlogsbodems, waaronder twee slagschepen, twee zware en een lichte kruiser en zes vliegdekschepen. Voorts had men ook voor acht tankers gezorgd die de schepen van olie moesten voorzien. Op 26 november gaf de commandant, admiraal Nagumo, bevel de ankers te lichten en langs de meest noordelijke zeeroute in oostelijke richting te varen, ongeveer langs de 43ste breedtegraad. Onderweg ontving Nagumo op 2 december het codebericht “Beklim de berg Niitaka”, wat betekende dat de aanval moest doorgaan. Diezelfde dag kreeg de admiraal de boodschap dat de dag van de aanval was bepaald op 8 december, wat op Hawaii 7 december zou zijn omdat het aan de andere kant van de internationale datumgrens ligt die langs de 180ste lengtegraad loopt. Na het passeren van deze meridiaan verlegde de vloot haar koers naar het zuidoosten waarna zij op 490 mijl ten noorden van Oahu, op welk eiland Pearl Harbor ligt, naar het zuiden afboog en de schepen doorvoeren tot op een punt waarop zij nog 275 mijl verwijderd waren van de Amerikaanse marinebasis. Vandaar stegen de Japanse torpedo- en duikbommenwerpers en jagers op voor de eerste aanvalsgolf. Om kwart voor acht plaatselijke tijd bereikten ze Pearl Harbor en brak de hel los boven de Amerikaanse vlootbasis. De teerling was geworpen.
De Amerikanen op Hawaï waren door de Japanse aanval volledig verrast en konden nauwelijks tegenweer bieden waardoor de Japanners boven Pearl Harbor vrij spel hadden. Zij verloren in totaal niet meer dan 29 vliegtuigen en 55 man. Na terugkomst van de toestellen wendden om 13.00 uur, vijf uur en een kwartier na het begin van de aanval, Nagumo’s oorlogsbodems de steven voor de terugreis naar Japan.
De Amerikaanse verliezen leken op het eerste gezicht desastreus. In één klap hadden de Verenigde Staten acht slagschepen verloren, en waren er voorts nog tien gezonken of zwaar beschadigd. Aan doden en gewonden verloor de Amerikaanse marine 2086 officieren en manschappen.
Hoewel de Japanners met hun aanval de Amerikanen hadden weten te intimideren valt op het succes ervan wel wat af te dingen. Een geweldige prestatie van de Japanners was het feit dat zij ongemerkt tot op minder dan 300 mijl de vlootbasis hadden weten te naderen en daarna hun aanval konden lanceren. De toegebrachte verliezen leken groot, maar de gezonken schepen betekenden nog niet dat de hele vloot de grond in was geboord. Alle Amerikaanse vliegdekschepen waren onbeschadigd gebleven omdat ze buitengaats waren toen de Japanners aanvielen. De drie zware kruisers die in Pearl Harbor lagen werden niet geraakt, van de achttien lichte kruisers die de Amerikaanse vloot telde liepen er slechts drie lichte schade op. Dat was ook het geval met drie torpedobootjagers waarvan de vloot er totaal 171 had. Tenslotte ging er geen enkele onderzeeboot verloren en waren bovendien alle walinstallaties nog intact.
Tegelijk met de aanval op Pearl Harbor begon Japan aan de verovering van Zuid-Oost Azië door landingen uit te voeren op de kust van het schiereiland Malakka, een Britse kolonie, en op de Filippijnen welke Archipel onder opperbestuur van de Verenigde Staten stond. De oorlogsverklaringen van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië volgden nog diezelfde dag, terwijl de Nederlandse regering die in Londen in ballingschap zetelde, zich daarbij aansloot, ofschoon Japan toen Nederlands-Indië nog niet had aangevallen.
Duitsland, dat bondgenoot van Japan was sinds september 1940 toen het met Japan en Italië het Driemogendhedenpact had gesloten, verklaarde nu ook aan de Verenigde Staten de oorlog. Hiermee was de Tweede Wereldoorlog een feit geworden.
De opmars van de Japanse legers was niet te stuiten en in minder dan vijf maanden hadden zij de Britse, Amerikaanse en Nederlandse bezittingen in heel Zuid-Oost Azië in hun bezit. Duizenden en nog eens duizenden Geallieerde soldaten werden krijgsgevangen gemaakt, terwijl de blanke bevolking in de bezette gebieden als vijandelijke burgers van een vreemd land werden beschouwd en in interneringskampen werden opgesloten. Zowel de krijgsgevangenen als de geïnterneerden hebben in die kampen aan grote ontberingen bloot gestaan, dikwijls nog verergerd door een sadistisch terreurregime.
Het terugdringen van Japan uit de veroverde gebieden
Hoewel de krijgsgevangenen en geïnterneerden in de bezette gebieden de illusie hadden dat de Amerikanen de Japanners op korte termijn weer zouden verdrijven, zou de bezetting meer dan drie jaar duren. Een van de redenen daarvan was de door de Verenigde Staten en Groot-Brittannië aangehangen “Europe First” doctrine. Hierover waren tussen beide landen al afspraken gemaakt in het voorjaar van 1941.
Zij hielden in dat, indien de Verenigde Staten bij de oorlog zouden worden betrokken, beide landen een strategie zouden voeren die erop was gericht eerst Duitsland en daarna Japan te verslaan. Dat betekende dat in de Pacific de Filippijnen, als het niet anders kon, zouden worden prijsgegeven en Amerika zich voorlopig zou terugtrekken achter de lijn Alaska-Hawaï-Panama.
Toen Japan Zuid-Oost Azië onder de voet hadden gelopen werden er in Tokio nieuwe plannen uitgedacht en stuurde men aan op de bezetting van de Salomonseilanden en Australisch Nieuw-Guinea ten noorden van Australië (het Nederlandse deel van Nieuw-Guinea was voor het grootste deel al in Japanse handen), en van de Fiji-eilanden ten noorden van Nieuw-Zeeland en ten oosten van Australië. De plannen die ongeveer tegelijkertijd de Amerikaanse chef van de generale staf, generaal George C. Marshall en de Amerikaanse commandant zeemacht, admiraal Ernst J. King, ontwikkelden voor de afrekening met Japan kwamen er op neer dat het keizerrijk van twee kanten zou worden benaderd. Generaal MacArthur die z’n hoofdkwartier in Australië had gevestigd nadat het behoud van de Filippijnen niet meer mogelijk bleek, zou met z’n troepen de weg nemen die over de eilanden ten noorden van Australië terugvoerde naar de Filippijnen. De Amerikaanse bevelhebber in de Pacific, admiraal Nimitz zou via de Stille Oceaan op Japan af gaan en z’n tocht eindigen met de verovering van Okinawa.
Uit deze plannen blijkt dat zowel de Japanners als de Amerikanen evenveel belang hadden bij de eilanden ten noorden van Australië en op 4 mei 1942 begon een vierdaagse zeeslag in de Koraalzee die voornamelijk werd uitgevochten door de vliegtuigen van de wederzijdse vliegdekschepen. Hoewel de Amerikaanse verliezen groter waren dan de Japanse moesten de Japanners toch afzien van hun plannen om Australisch Nieuw-Guinea te veroveren. Niettemin ondernamen zij een maand later een poging het Amerikaanse eiland Midway te veroveren om daar een luchtmachtbasis te vestigen. Japan pakte dit plan grootscheeps aan en meer dan 200 Japanse oorlogsbodems zetten koers naar Midway. Zij hadden echter buiten de waard gerekend want toen de Japanse vloot nog 700 mijl was verwijderd van Midway hadden Amerikaanse verkenningsvliegtuigen de schepen al gesignaleerd. Drie dagen lang werden de Japanners onafgebroken aangevallen, waarbij vier van hun zes grootste vliegdekschepen en een zware kruiser naar de zeebodem verdwenen. Zware schade liepen voorts op een slagschip, een zware kruiser en twee torpedobootjagers. Ook verloren de Japanners 253 vliegtuigen en een aanzienlijk deel van hun bekwaamste piloten. Aan Amerikaanse zijde werd een vliegdekschap zwaar beschadigd, en verder gingen nog een torpedobootjager en 147 vliegtuigen verloren.
Hoewel de Slag bij Midway een Amerikaans succes was en de Japanners hun doel, de verovering van Midway, niet hadden bereikt, was Japan nog lang niet verslagen. Door het bezit van Guadalcanal en Tulagi dat de Japanse troepen begin mei 1942 hadden veroverd werden de Amerikaans-Australische verbindingen nog steeds door de Japanners bedreigd. Om daaraan een eind te maken heroverden de Amerikanen begin augustus 1942 binnen een paar dagen Tulagi en enkele andere eilanden van de Salomonsgroep. Guadalcanal, waar zij tegelijkertijd waren geland, was een hardere noot om te kraken en de strijd om dat eiland zou tot begin februari 1943 duren. Overigens hadden de Japanners toen zij het eiland opgaven hun troepen kunnen evacueren naar New Georgia – ook een eilandje van de Salomonsgroep – zonder noemenswaardige verliezen te leiden.
In augustus en september 1942 probeerden de Japanners zonder succes Port Moresby in het zuidoosten van Australisch Nieuw-Guinea over zee aan te vallen, terwijl hun actie om over land die stad te bereiken half september tot staan werd gebracht. Zij waren echter nog niet uit Australisch Nieuw-Guinea verdreven en op 19 november zetten Amerikanen en Australiërs een offensief in dat eindigde met de overgave op 3 januari van de laatste Japanners in hun bolwerk Buna op de noordoostkust van Australisch Nieuw-Guinea. De gevechten op Nieuw-Guinea zouden echter nog tot diep in 1943 voortgang vinden.
Na de definitieve bezetting van Guadalcanal waren de Amerikanen nog een eeuwigheid van Japan verwijderd. De strategie die men wilde volgen om die afstand te verkleinen en Japan zelf aan te tasten was die welke hierboven reeds werd genoemd en die uitging van de gedachte om vanaf Nieuw-Guinea naar het noordwesten op te rukken, de Filippijnen te heroveren en vandaar via de Rioe-Kioe-eilanden Japan zelf aan te vallen. Daarnaast zou langs een tweede aanvalsroute vanaf de Gilbert- en Marshalleilanden via de Marianen en de Bonineilanden op Japan worden afgegaan.
Zoals reeds gezegd zou de opmars via de eerste aanvalsweg onder leiding staan van generaal Douglas MacArthur, terwijl de tweede route een zaak was die de Amerikaanse marine en het Amerikaanse Korps Mariniers moesten opknappen.
Japan in de verdediging gedrongen
Het grote offensief zou half 1943 beginnen met aanvallen die ten doel hadden een basis te verkrijgen op de noordkust van Australisch Nieuw-Guinea van waaruit luchtaanvallen op Rabaul en op New Britain konden worden uitgevoerd. Op de eilanden ten oosten van New Britain, zoals Bougainville en New Georgia verdedigden de Japanners zich tot het uiterste en het duurde maanden voordat deze waren veroverd. Half december 1943 landden de Amerikanen op New Britain waar zij eerst het zwaar verdedigde Rabaul trachtten te veroveren, maar de hardnekkige verdediging wijzigde de plannen en MacArthur besloot om eerst Nieuw-Guinea geheel van Japanners te zuiveren. In het eerste halfjaar van 1944 vonden diverse landingen plaats op het Nederlandse deel van Nieuw-Guinea en in augustus van dat jaar had MacArthur het reusachtige eiland in z’n bezit.
In het najaar van 1943 was het offensief in het midden van de Stille Oceaan gestart en begon de verovering van de Gilberteilanden en de Marshalleilanden, terwijl de Japanse marine basis op het eiland Truk ten oosten van de Marianen plat werd gebombardeerd door bijna 600 vliegtuigen afkomstig van negen vliegdekschepen. Deze operaties waren in maart 1944 voltooid waarna half juni werd begonnen met de verovering van de Marianen. Als eerste werd op 15 juni Saipan bestormd en twee maanden later hadden de Amerikanen als laatste van de Marianen ook Guam veroverd. Het bezit van deze eilandengroep was van groot strategisch belang omdat vandaaruit luchtaanvallen konden worden ondernomen op de Filippijnen en op Japan zelf. Toen de Amerikanen op de Marianen landden zond Japan een sterke vloot naar het bedreigde gebied die in de Filippijnse Zee een vernietigende nederlaag leed.
De Japanners, eenmaal in het defensief gedrongen, verdedigden zich overal tot de laatste man om de Amerikanen zoveel mogelijk verliezen toe te brengen, daarmee hun opmars te vertragen en voor zichzelf een eervolle dood te kiezen ter ere van hun keizer. In dat licht – zich opofferen voor de goddelijke keizer – moet men ook de oprichting zien van een kamikazekorps, een groep zelfmoordpiloten, eind november 1944. Deze vrijwilligers kregen een summiere training en werden daarna uitgezonden om zich met hun vliegtuigen op geallieerde oorlogsschepen te storten, waarvan zij er 34 tot zinken wisten te brengen.
De strijd elders in Azië
Het oorlogstoneel in de Stille Oceaan vormde het hoofdtoneel van de strijd tegen Japan, dat echter ook tot in het westen van Zuid-Oost-Azië, namelijk tot in Birma was doorgedrongen, terwijl ook de strijd in China doorging die door beide partijen met wisselend succes werd gevoerd. In maart 1944 waren de Japanners vanuit Birma Brits-Indië binnengetrokken. Ze werden echter verdreven door het Britse 14de Leger van luitenant-generaal sir William Joseph Slim. Daarna volgde een moeizame oerwoudoorlog die ruim een jaar later, op 3 mei 1945, eindigde met de herovering van de hoofdstad Rangoon. Vier maanden eerder was de opmars zover gevorderd dat de Birmaweg weer kon worden gebruikt voor de bevoorrading van de Chinese strijdkrachten. Doordat Japan alle Chinese havens in handen had en sinds mei 1942 ook Lashio en de Birmaweg, was sinds die tijd de bevoorrading van China geschied via een luchtbrug over het Himalayagebergte. De Japanners die bevreesd waren dat zij in Birma geïsoleerd zouden worden door een geallieerde blokkade van de kust, lieten tussen september 1942 en november 1944 door krijgsgevangenen en geronselde arbeiders, zogenoemde Romusha’s, een spoorwegverbinding aanleggen tussen Thanbyuzayt in Birma en Bangkok, de hoofdstad van Thailand dat toen een soort vazal was van Tokio. De onverschilligheid van de Japanners voor het lot van degenen die dit werk moesten doen, kostte aan 15.000 krijgsgevangenen en Aziatische koelies het leven.
De Japanners verdedigen zich overal hardnekkig
Ondanks de overal hevige tegenstand biedende Japanners werden zij steeds meer ingesloten. In september 1944 waren de Amerikanen in het gebied van de Stille Oceaan op Morotai geland, een eilandje ten noorden van Halmaheira in Nederlands-Indië, dat als vliegbasis zou worden gebruikt tegen de Filippijnen. Amerikaanse mariniers waren in die maand geland op Peleliu, een van de Palau-eilanden ten noorden van Morotai. Al een maand later, op 20 oktober 1944, landde MacArthur met z’n troepen op het eiland Leyte in de Filippijnen. In de Golf van Leyte werd een zeeslag geleverd waaraan bijna 300 schepen en honderden vliegtuigen deelnamen. De Japanners verloren hier drie slagschepen, veertien kruisers en negen torpedobootjagers. De Filippijnse hoofdstad Manilla op het eiland Luzon werd op 25 februari veroverd. De strijd op de Filippijnen zou echter nog tot in juli 1945 voortduren.
De Japanners zijn omstreeks deze tijd volledig in het defensief en de geallieerde opmars is niet meer te stuiten, hoe hardnekkig de Japanners zich overal ook verdedigen. In februari 1945 landden Amerikaanse mariniers op Iwo Jima, een van de Vulcano-eilanden. Na hevige Japanse tegenstand was het eiland eind maart in Amerikaanse handen. De verliezen aan beide zijden waren desastreus: 21.000 Japanners vonden de dood en 6.800 Amerikanen, terwijl er 20.000 mariniers gewond raakten.
Dit eiland, en later Okinawa in de Rioe-Kioe-eilanden waar op 1 april 1945 werd geland, zouden als luchtmachtbases gaan dienen voor bombardementen op Japan. Bij de strijd om Okinawa leden de Amerikanen een verlies van ruim 12.000 doden en vermisten. Een kleine 50.000 werd gewond. Van de Japanners, die zich zoals overal dood vochten, sneuvelden 110.000 man. Slechts 7.000 man gaf zich uiteindelijk in juni over. Japan was echter binnen bereik gekomen en het werd dan ook aanhoudend gebombardeerd.
De laatste fasen van de strijd; Japan geveld door twee atoombommen
Op Okinawa werden de voorbereidingen getroffen voor de verovering van Japan zelf. Echter, terwijl de soldaten, mariniers en matrozen niets vermoedend de Japanners methodisch terugdreven hadden Amerikaanse geleerden de atoombom ontwikkeld. Daarmee deden zij iets wat iedere grote oorlogvoerende natie deed: het doen van onderzoek naar wapens van een zeer grote vernietigingskracht. Duitsland ontwikkelde de V-1 en de V-2, terwijl Japan uitgebreid onderzoek deed op het gebied van oorlogsgassen en biologische wapens. De Verenigde Staten met hun machtig potentieel waren min of meer op ieder gebied actief, maar gaven de prioriteit aan de ontwikkeling van het atoomwapen. Toen de Japanse militaire macht wankelde en uit gedecodeerde telegrammen bleek dat in Japan stemmen opgingen die pleitten voor een beëindiging van de strijd, maar men in de Verenigde Staten toch vreesde dat een landing in Japan tot reusachtige, ongekende en ongehoorde verliezen aan mankracht zou leiden, besloot men in Washington het atoomwapen in te zetten om in één klap een eind te maken aan de oorlog. Op 16 juli 1945 was bij Los Alamos in de Amerikaanse staat New Mexico de eerste atoombom tot ontploffing gebracht. Acht dagen later, op 24 juli, nam president Harry S. Truman, die president Franklin D. Roosevelt na diens overlijden op 12 april 1945 als Amerikaans staatshoofd was opgevolgd, het besluit het atoomwapen tegen Japan te gebruiken. De volgende dag kreeg generaal Carl Spaatz, de bevelhebber van de Amerikaanse strategische luchtmacht opdracht voorbereidingen te treffen om atoombommen af te werpen boven een van de volgende Japanse steden: Hiroshima, Kokura, Niigata of Nagasaki.
Intussen waren de geallieerde oorlogsleiders in Potsdam bijeen waar de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en China de onvoorwaardelijke overgave van Japan eisten. In Japan weet men niet wat te doen en op 6 augustus 1945 werd uit de Amerikaanse B-29, de “Enola Gay”, boven Hiroshima de eerste atoombom afgeworpen.
De gevolgen waren verbijsterend. Tien vierkante kilometer van de stad werd volledig verwoest, 70.000 mensen stierven ter plekke binnen enkele seconden, 68.000 werden gewond. Nog wist Japan niet wat te doen en drie dagen later, op 9 augustus was Nagasaki het slachtoffer. Hier verloren ruim 35.000 mensen het leven en werden er 60.000 gewond.
Pas toen Japan de zekerheid had gekregen dat de onvoorwaardelijke overgave geen aantasting zou inhouden van het keizerlijke stelsel, sprak keizer Hirohito op 15 augustus 1945 via de radio zijn volk toe om met een grote omhaal van woorden mee te delen dat de oorlog was afgelopen en dat Wij, de keizer dus, “in overeenstemming met de eisen van de huidige tijden, [hebben] besloten om de weg naar een grootse vrede voor alle toekomstige generaties te effenen door het ondragelijke te verdragen en het onduldbare te dulden.”
Op 2 september vond in de baai van Tokio aan boord van het Amerikaanse slagschip Missouri de plechtige ondertekening plaats van de Japanse capitulatie. Het einde van de oorlog betekende ook de bevrijding van de in deplorabele omstandigheden verkerende tienduizenden krijgsgevangenen en geïnterneerden in Japanse handen.
De nasleep
Een door de geallieerden in navolging van het Neurenbergse tribunaal, waar de Duitse oorlogsmisdadigers werden berecht, in Tokio opgericht Internationaal Militair Tribunaal veroordeelde in 1948 de Japanse leiders die tot de oorlog hadden aangezet. Conform het amendement op de onvoorwaardelijke overgave liet men de keizer ongemoeid. De voormalige Japanse premier Tojo en vijf andere Japanse politici en militairen werden ter dood veroordeeld en opgehangen. Andere tribunalen in het Verre Oosten berechtten ruim 5.000 Japanners die zich in de door Japan bezette gebieden hadden schuldig gemaakt aan oorlogsmisdaden.
Hoewel Japan werd verslagen betekende dat niet een automatisch herstel van de vooroorlogse verhoudingen in Zuid-Oost-Azië. In de jaren die volgden verloren successievelijk alle koloniale mogendheden goedschiks of kwaadschiks hun bezittingen in Azië. Wat dat betreft had Japan zijn doel bereikt.
H.L. Zwitzer