Vrouwenkampen
Om ieder vrouwen- en kinderkamp apart te behandelen is een onmogelijke zaak, de globale behandeling heeft zo zijn tekortkomingen. Gelukkig is er zoveel literatuur verschenen, dat een ieder zich daarin naar wens verder kan verdiepen. Het onderstaande cijfermateriaal is kil, de lezer/es doet er goed aan te beseffen dat elk individu die deze tijd meemaakte een oorlogsgetroffene is in meerdere of mindere mate. De uitwerking van deze periode is in allerlei boeken te vinden.
Over het algemeen geldt dat de transporten tijdens de jaren ’42 – ’45 er niet om liegen: twaalf uur of meer in een geblindeerde veewagon zonder eten of drinken en sanitaire mogelijkheden, in de tropenzon. Er zijn nauwelijks personen te vinden die geen transport meemaakten.
De voedselsituatie begon in 1944 slecht tot heel slecht te worden. Sommige geïnterneerden werden “apathisch” anderen agressief, het “overleven” begon een enorme rol te spelen. De leiding in sommige kampen was niet optimaal en dat had zijn weerslag op de inwoners. Het kostte de vrouwen enorme moeite en zelfbeheersing om de kinderen normbesef bij te brengen en dat zelf te behouden. Niet iedereen was daartoe in staat te meer als de leiding ook niet deugde.
Opsomming klachten
Voor alle vrouwenkampen geldt de onderstaande opsomming:
Vrijheidsberoving soms werd werk buiten het kamp verricht, maar velen kwamen het kamp nooit uit.
Weinig ruimte de ligruimte was soms maar vijftig centimeter breed.
Slechte voeding in het algemeen te weinig, vooral het laatste jaar.
Slechte tot afwezige medische zorg nauwelijks medicamenten.
Slechte hygiënische omstandigheden vuil, stof, modder, gebrek aan water, zeep, brandhout. Lekkende daken, primitief sanitair, vervuiling.
Groot aantal zieken en zwakken hongeroedeem, beriberi, pellagra, nachtblindheid, tropenzweren, malaria, algemene cachexie hadden vaak de dood tot gevolg door de slechte voedingstoestand van de patiënt.
Armoede vervanging van kleding, eetgerei, naaigerei niet mogelijk.
Gebrek aan privacy alles gebeurde “en masse”, appèl, eten, slapen, toilet, baden etc.
Angst intimidatie en collectieve straffen. Machteloosheid.
Scheiding van gezinsleden en vrienden.
Onzekerheid ten aanzien van toekomst, gezin, oorlog, transporten.
Monotonie Activiteiten werden tenslotte verboden. Men beperkte zich door uitputting tot minimale inspanning.
Isolatie geen berichten over verloop van de oorlog. Men voelde zich vergeten.
Kampleiding conflict van waardesysteem, bijvoorbeeld stelen van de Japanner is goed van elkaar niet.
Kampmentaliteit een wachtend bestaan voor “later” en dat “later” werd steeds meer geïdealiseerd.
Cijfers overledenen
Geïnterneerde | Aantal | Overleden |
---|---|---|
burgers, m+v+k | ± 110.000 | 16% |
krijgsgevangenen | ± 37.000 | 25% |
verzetsmensen | ± 15.000 (= Kenpeitaicijfer) | 80% |
Sumatra
Het valt op dat al op 12 maart 1942 begonnen is met gevangenneming van vrouwen en kinderen op Sabang en Langsa. In het hele gebied van Tapanuli en de westkust zijn de gevangenen maar tot december 1943 gebleven. Ze werden herhaaldelijk getransporteerd. Ze kwamen terecht in de streek van Indragiri of op Bangka. Ook vanuit de omgeving Benkulen en het Palembangse werden velen naar Bangka gebracht en in april 1945 weer terug naar het Palembangse (Belalau). Dit kamp lag te midden van de rubberbossen, gehuisvest in afgedankte koelieloodsen. Tenslotte telde Belalau 640 vrouwen en kinderen en bestond van april 1945 tot oktober 1945. In Bankinang waren 2320 vrouwen en kinderen, ook dit kamp lag in de rubberbossen. Het bestond van december 1943 tot september 1945 en de meeste geïnterneerden waren afkomstig van Sumatra’s Westkust en Indragiri. Aik Pamienke III was wel het grootste kamp aan het einde van de oorlog. Hier zaten 5.000 vrouwen en kinderen van april 1945 tot november 1945. Allen afkomstig van Sumatra’s Oostkust, Atjeh, Rantaurapat en Tapanuli.
Als men een gradatie in ondervoeding zou moeten aanbrengen, blijkt uit de cijfers dat het voedseltekort in Zuid Sumatra het ergste was. Het sterftecijfer onder vrouwen en kinderen in Zuid Sumatra van mei 1942 tot oktober 1945 is ongeveer 37%, Midden en Noord Sumatra scoren respectievelijk 9,5% en 4,5%. De gevangenen die naar en van Bangka gesleept werden hadden nog eens te maken met de gruwelijke transporten over zee. Het uiteindelijke aantal doden schat men op Sumatra op ongeveer 10%.
Oost-Archipel
In het kamp Kuching te Borneo moesten de Engelse en Nederlandse vrouwen een aparte gaarkeuken gebruiken, waarom is onduidelijk. Dit kamp bestond van februari 1942 tot september 1945 en had op het laatst 530 mannen vrouwen en kinderen, allen afkomstig uit West-Borneo. In Bandjermasin was er een groot aantal wezen. In december 1943 werden ongeveer 200 mensen geëxecuteerd, onder anderen de Zwitserse arts Vischer, vertegenwoordiger van het Rode Kruis voor Borneo. De Japanners hadden de kinderen van de doden allen naar Bandjermasin laten brengen. Later in 1943 en 1944 waren er nog meer grote processen waar duizenden slachtoffers vielen, Chinezen, Indonesiërs en enkele Nederlandse vrouwen. De gevangenen uit Oost-Borneo kwamen tenslotte terecht in Kandangan, dat van februari 1945 tot september 1945 bestond uit ongeveer 160 vrouwen en kinderen.
In Celebes was het kamp Airmadidi van het begin tot het einde miserabel en triest. Het bestond van maart 1944 tot september 1945, alle geïnterneerden waren afkomstig uit verschillende kampen van Noord Celebes, ongeveer 400 vrouwen en kinderen. Daarentegen heeft de commandant van Kampili geprobeerd zoveel mogelijk te doen voor de vrouwen en kinderen. Kampili was er van maart 1943 tot september 1945. Van de ongeveer 1670 vrouwen en kinderen waren er velen afkomstig van de kleine eilanden.
In Nieuw Guinea is een klein aantal mannen, vrouwen en kinderen naar Ambon vervoerd. De kampen Prafirivier en Hatam geven een schrikbarend dodencijfer. Deze kampen bestonden hoofdzakelijk uit Indonesiërs en Indo-Europeanen. Het kamp Hollandia bestond uit geestelijken en nonnen afkomstig van het Australisch gedeelte, Alexishaven en Kariru. De meesten waren Duitsers. Ze kregen in 1943 al te lijden van bombardementen en werden tijdens het transport per schip naar Hollandia nog eens door bommen getroffen.
Op de kleine eilanden gaven de Japanners vrouwen en kinderen uit Bali en Lombok de gelegenheid om per prauw naar Java te gaan. Op Sumba en Flores traden de Japanners heel ruw op tegenover de vrouwen en kinderen. Later werden ze allen naar Makassar getransporteerd. Daarentegen waren ze op Sumbawa en Flores weer correct, ook hier weer transport naar Makassar. Timor was een bijzonder geval. Portugal was neutraal, maar verzette zich niet toen Nederlandse en Australische troepen er zich vestigden. Dit leidde tot een plundering van Dili door de Japanners. Alle Nederlanders en geallieerden werden naar Makassar gebracht. De Portugezen werden tot eind september 1945 in Liquica geïnterneerd ondanks protesten. Op Ambon trad de Japanner zeer hard op. Zowel tegen de bevolking als ook tegen de Europeanen. Uit de hele omgeving kwamen de mensen eerst naar Ambon, Stovilkamp, dus van Ternate, Saparua en dergelijke om na drie verdere kampen op Ambon tenslotte ook naar Kampili in Celebes te gaan. Uit het hele gebied waren dus alleen nog de kampen Kuching en Kandangan op Borneo en Airmadidi en Kampili op Celebes over met ongeveer 2.800 gevangen vrouwen en kinderen.
Cijfers geïnterneerden in Oost-Archipel
Periode: | Plaats: | Kamp: | Aant. geïnterneerd: |
---|---|---|---|
sep.-okt. 1945 | Borneo | Kuching | ±530 m+v+k |
sep.-okt. 1945 | Borneo | Kandangan | ±160 v+k |
sep.-okt. 1945 | Celebes | Airmadid | ±400 v+k |
sep.-okt. 1945 | Celebes | Kampili | ±1.670 v+k |
nov. 1944 | Nieuw Guinea | ±400m+v+k * |
* bij begin waren er 1.200 personen
Java
De populatie vrouwen en kinderen die tot het einde gevangen zaten in West-Java vindt men in de kampen Tjideng (’42-’45), Adek III (nov. ’44-’45), Kramat III (sep. ’44-’45), Struiswijk III (nov. ’44-’45), Tjihapit (’42-’45) en de ziekenhuiskampen Rosalie (’43-’45) te Soekaboemi en St. Vincentius (mrt. ’45-’45) te Batavia. In dit laatste ziekenhuiskamp waren twaalf doden per dag te betreuren, ook na de capitulatie. Vanuit het eens grote kamp Tjihapit met ongeveer 14.000 vrouwen en kinderen is maar een klein gedeelte naar Midden-Java getransporteerd. Bijna iedereen van West-Java ging richting Batavia – Tjideng was tenslotte een berucht kamp.
Op Midden-Java beleefden de kampen Halmahera III (feb. ’44-’45), Lampersari-Sompok (nov. ’42-’45) het hele Banjubiru complex (dec. ’42-’45), Ambarawa 6 en 9 II (dec. ’42-’45) het einde van de oorlog. Muntilan nam een vreemde plaats in want het kamp werd nog op 21 augustus 1945 getransporteerd, naar Ambarawa en Banjubiru, omdat de Japanners de geallieerden pas in oktober van dat jaar verwachtten.
De vrouwen en kinderen van Oost-Java tenslotte werden allen overgebracht naar de kampen op Midden-Java. Een uitzondering vormt het ziekenhuiskamp Camphuislaan, hier huisden zieke vrouwen met hun gezinnen vanaf januari 1945 tot oktober 1945.
Alle grote en kleine kampen op Java hadden dus met transporten te maken. Ook de Britse en Amerikaanse vrouwen, die eerst gescheiden geïnterneerd werden, werden naar West Java gebracht en kwamen tenslotte in Tjideng terecht. Al eerder waren ze op allerlei andere plaatsen geïnterneerd geweest.
Onder de indruk van de anti-semitische propaganda van Duitsland heeft Japan in 1943 vrijgebleven Joodse mannen en vrouwen geïnterneerd. Deze veelal Armeense en Iraakse Joden vormden een groep apart. Ze hielden zich ook apart van de rest en voelden zich ten onrechte geïnterneerd. Via Tangerang kwamen ze tenslotte ook in Tjideng terecht. In die tijd werd ook aan de gevangenen gevraagd wie Joods was, maar in wezen interesseerde het de Japanse kampautoriteit niet. Voor de mensen zelf betekende dit een groot conflict. Gaf je je aan als Jood, deed je echtgenoot of zoon het ook? Of verraadde je hen dan juist als je je niet opgaf? In sommige kampen moesten Joodse mensen in éénzelfde barak wonen, niet tussen de rest. Maar andere maatregelen waren er vrijwel niet.
Bij sommige kampen is het aantal doden bekend, bij andere niet. De geestelijke en lichamelijke problemen tegen het einde van de oorlog waren onvoorstelbaar, men was een wrak. Ondanks de verbeterde voedselsituatie na september 1945, stierven nog velen, mede door de Bersiap-tijd.
Cijfers in de periode oktober 1945:
Plaats: | Kamp: | Aantal geïnterneerd: |
---|---|---|
West-Java | Tjideng | 10.500 |
West-Java | Adek III | 2.200 |
West-Java | Kramat III | 3.400 |
West-Java | Struiswijk III | 1.450 |
West-Java | Tjihapit | 500 |
West-Java | Rosalie | 150 |
West-Java | St. Vincentius | 1.200 |
Totaal | 19.400 | |
Midden-Java | Halmahera | 3.700 |
Midden-Java | Lampersari | 8.000 |
Midden-Java | Banjubiru | 11.200 |
Midden-Java | Ambarawa | 5.300 |
Totaal | 28.200 | |
Oost-Java | Camphuislaan? |
De 100.000 geïnterneerde burgers, mannen, vrouwen en kinderen in Nederlands Oost-Indië maakten 80% deel uit van alle geïnterneerden in heel Zuid Oost Azië. De Japanners beschouwden de geïnterneerden als “snippers in de wind”.
C.E. Suverkropp
Literatuurverantwoording
- Als ik later groot ben wil ik kind worden, Verhalenbundel, Vereniging KJBB 41-49, 1990
- Han Helfferich-Koch, Een dal in Ambarawa, Sijthoff, Amsterdam, 1985 2
- C.E. Michielsen-Baljon, “Na 50 jaar”. Geuren uit de keuken, afd. Repro PUR maart 1994
- Psychosociale problematiek van Indische vervolgden uit de Tweede Wereldoorlog, Stichting ICODO, februari 1984
- Tjihapit boek. Bundel bijeengebracht ter gelegenheid van de reünie, Zwolle, 5 november 1994
- R. Untermöhlen, Japanse vrouwenkampen in Nederlands-Indië 1942-1945, RIOD, 1993
- D. van Velden, De Japanse interneringskampen voor burgers gedurende de Tweede Wereldoorlog, J.B. Wolters, Groningen, 1963
- Carla Vermeer-van Berkum, Kon ik maar weer een gewoon meisje zijn, Elseviers Boekerij, 1990
- Colleges van Prof. Dr.mr. C. Fasseur