Bacteriologische en chemische wapenproeven door Japan

Na de oorlog met Rusland in 1905, die voor Japan zeer succesrijk was, zat de legerleiding met het probleem van veel zieke manschappen. Van de Japanse soldaten kwam een derde met geslachtsziekten thuis bijvoorbeeld. Dat probleem moest voor een volgende oorlog geminimaliseerd worden.

Daarom werd Shiro Ishii binnengehaald in 1931 toen hij een keramisch waterfilter ontwikkeld had. Maar zijn belangstelling ging uit naar bacteriologische wapens, waar hij in Tokio in die tijd ook al onderzoek naar deed. Mede op initiatief van keizer Hirohito kreeg hij in 1933 zijn eerste laboratorium. Om het complex beter van de buitenwereld af te sluiten verhuisde het laboratorium naar Harbin in Mantsjoerije en in 1938 naar de buitenwijk Pingfan.

De eenheden

Eerst heette het de Ishii eenheid, daarna eenheid Togo en vanaf 1941 eenheid 731. Deze eenheid was bedoeld voor experimenten met mensen.

Experimenten met dierenziektes vonden plaats bij eenheid 100, welke in 1936 in Menchiantung (bij Harbin) werd gevestigd.

In 1942 werden er op grote schaal proeven met dierenziektes in de Sovjet Unie en Mantsjoerije ondernomen. Zij deden ook proeven op mensen ondermeer bij Mukden. Zij “verbruikten” een paar honderd mensen.

De eenheid 516 was opgericht voor chemisch wapenonderzoek. In Tokio telde de eenheid 715 man personeel en in Tsitsihan te Mantsjoerije was 300 man personeel. Menselijke experimenten vonden plaats te Pingfan bij eenheid 731.

De Japanse marine deed zijn eigen experimenten met ondermeer tyfus, difterie en builenpest.

Op volle toeren

Eenheid 731 draaide vanaf eind 1936 op volle toeren. Geld was nooit een probleem. Er waren toen 3.000 mensen in de laboratoria aan het werk, van wie 300 academici. Bij elke divisie werden mensen van eenheid 731 gestationeerd. Naast Tokio en Pingfan kwamen er steeds meer filialen in de bezette gebieden: Kiukiang, Nanking, Peking, Canton, Singapore, Rangoon, Mandalay, Bangkok, Saigon, Manilla en Bandoeng met elk 300 man personeel.

Er vonden proeven plaats met virusinspuitingen: (builen)pest, cholera, miltvuur, dysentrie, tyfus, paratyfus, syfilis (1944 massale inenting met syfillus-virus bij jonge vrouwen op de Filippijnen). Proeven met voorwerpen besmet met pestbacillen. Voor eenheid 516 waren er gaskamers voor proeven met onder andere fosgeen gas en cyanide gas. Men deed ook bizarre operaties en transplantaties. Er waren experimenten met drukkamers, hete droge föhns, centrifuges, elektrificeren, koken en bevriezen. Ook werden gevangenen gebruikt voor bajonettrainingen. Voor genetisch onderzoek was er een speciaal blank kamp met (1485?) krijgsgevangenen, Amerikanen, Engelsen, Australiërs en Nieuw Zeelanders. Vivisectie vond plaats, met name voor gasten en studenten.

Er werden ook proeven gedaan op verzoek van Duitse deskundigen. Die kregen uitgebreide rapporten van de resultaten en ook films. Ook werden er Duitse specialisten opgeleid. Het Duitse laboratorium dat in nauw contact was met eenheid 731 viel in 1945 in Russische handen.

In Tokio zijn tenminste 200 proefpersonen “verbruikt”. In Pingfan volgens Japan meer dan 3.000, men denkt echter nu aan 10.000.

In 1939 probeert S. Ishii in Nederlands Indië gele koorts virussen te krijgen. Als hem dat niet lukt richt hij zich tot India en daarna tot Amerika. Ook daar mislukten zijn missies.

Bacteriebommen

Tot 1941 gebruikte eenheid 731 : 900 bacteriebommen in China.

Bijvoorbeeld:

1938
Ningpo, 99 doden;
1940
Chu Hsien, Kinhwa en in de provincies Syiyan, Shensi en Ninghsia, 600 doden.

De bommen als voorwerpen werden vervangen door besmette dieren als vlooien en ratten. Bijvoorbeeld:

1941
Chanteh, 24 doden;
1942
na Amerikaans bombardement op Tokio, bacteriebommen op de provincie Chekiang, 250.000 Chinezen stierven, 10.000 Japanners moesten in een ziekenhuis worden opgenomen waar er 1.700 overleden; builenpest brak uit in Hsiking;
1944
builenpest brak uit op het platteland ten zuiden van Shanghai.

De resten van proefpersonen werden verbrand in crematoria.

Augustus 1945
alle besmette dieren van de eenheden werden losgelaten. Gedurende een jaar sterven er daardoor nog vele burgers rond Harbin en Pingfan. Alle gebouwen werden opgeblazen. Alle papieren verbrand. Ishii liet alle medewerkers zweren dat ze zouden zwijgen over Pingfan en dat nooit iemand een openbaar beroep meer zou uitoefenen.

Vrijwel iedereen werd met voorrang naar Japan geëvacueerd. Na ondervraging pleegden velen zelfmoord.

Bij het Russisch tribunaal in Khabarovsk in december 1949 stonden 12 mensen terecht die met eenheid 731 wat te maken hadden gehad. Zij bekenden vlot en kregen gevangenisstraffen van 2 tot 25 jaar.

Bescherming van de USA

In Japan kreeg de top van eenheid 731 bescherming van de Amerikaanse bezettingsmacht. Na de belofte dat ze niet ter beschikking zouden komen van de Russische aanklagers in Khabarovsk bekenden ook zij. Maar zij kwamen niet in Tokio voor de rechtbank.

Voor het tribunaal in Yokohama kwamen wel proeven op mensen ter sprake, zoals vivisectie en bloed vervangen door zeewater bij gevangengenomen Amerikaanse vliegers. Hier werden enkele lager geplaatsten berecht.

Op het eilandje in de Binnenzee bij Hiroshima – Okunojima – was de grootste gifgasfabriek van Japan (mosterdgas, blauwzuur, braakgas, lewisiet), waar van de 5.000 “arbeiders” er 1.600 stierven. Op het einde van de oorlog lag daar, en onder Hiroshima, nog 15.000 ton aan chemische wapens

Jan Willem Hoegen

Literatuurverantwoording

  • E. Behr, Hirohito behind the Myth;
  • A.C. Brackman,The other Neurenberg;
  • I. Buruma,Het loon van de schuld;
  • P. Williams en D. Wallace, Unit 731.