De jodenvernietiging en de hergeboorte van de staat Israël
Het joodse volk kent deze eeuw twee revolutionaire gebeurtenissen. Eerst de jodenvernietiging in – door Duitsland bezet – Europa gedurende de Tweede Wereldoorlog. Daarna de hergeboorte van de staat Israël.
Na de Eerste Wereldoorlog mocht van de Britten een beperkt aantal joden uit Europa zich vestigen in Palestina, hun mandaat gebied. Dat waren veelal idealisten – genaamd Zionisten – die de joodse staat wilden vestigen in het oude land. Daar kregen ze te maken met weerstand van de daar reeds wonende Arabieren. Ze moesten zich veelal vechtend overeind houden. Maar tevens moesten ze bevriend blijven met de Britten en dat betekende: geen problemen veroorzaken.
Zij constateerden:
- dat Hitler stelde dat er een oorlog zou komen door de schuld van de joden;
- dat Groot-Brittannië weigerde joden op te nemen in de jaren dertig maar in 1940 probleemlos een half miljoen gevluchte Nederlanders en Belgen opnam;
- dat de berichten over vernietiging van onder meer joden door de Duitsers ongeloofwaardig leken en dat de geallieerden er niet op reageerden;
Vanaf 1942 kregen ze joden aangeboden door de Duitsers. De Britten voelden er niets voor veel joden in Palestina toe te laten. Op dat moment zaten ze zeker niet verlegen om onrust. Daarnaast konden de joden de prijs niet opbrengen die Himmler en Eichmann vroegen. En ze zochten lichamelijk en geestelijk sterke immigranten voor de nieuwe staat.
De zionisten waren tevens van mening dat assimilatie van joden in de Europese landen tot vernietiging van de joden zou leiden. De uitroeiing door Hitler-Duitsland werd daarom gezien als de vervulling van hun voorspelling. Bij hen was er dus ook een zelfingenomen “hebben we het niet gezegd” houding. Zo zagen de leiders van de joodse gemeenschap in Palestina zichzelf als de leiders van de joodse elite, terwijl de joden in de diaspora als inferieur en van ondergeschikt belang werden beschouwd.
In Israël had men zijn eigen zorgen en andere landen moesten maar die Europese joden redden. Israël had alleen behoefte aan sterke jongeren die mentaal in staat waren tot zionistisch werk. Mochten de nazi’s Palestina bezetten dan zouden de leiders van Jewish Agency naar het buitenland gaan om als een regering in ballingschap op te treden. In Palestina zelf zouden commissies worden ingesteld om de joodse gemeenschap bij de bezetter te vertegenwoordigen.
In 1948 trokken de Britten zich terug uit Palestina en riepen de joden de staat Israël uit. Er brak oorlog uit met de daar woonachtige Arabieren. In 1949 kwam er een wapenstilstand en verkregen de joden een gedeelte van het westen van Palestina. Oorlog en oorlogsdreiging bepaalde sindsdien het leven in Israël.
Ook toen bleven de in Israël wonende joden van mening dat een te grote toeloop van Europese joden een te grote belasting zou zijn van de nieuwe staat. En ze hadden al helemaal geen behoefte aan zieken en behoeftigen. De overlevenden hadden in de ogen van de zionisten alles fout gedaan: voor de oorlog waren ze niet naar Israël geëmigreerd, ze waren tijdens de oorlog niet in opstand gekomen en ze hadden het overleefd. De overlevenden waren nergens echt welkom. Van de 5.000 aanvragen na de oorlog van ontheemde joden in Duitsland aan Nederland voor toelating, werden er slechts 400 gehonoreerd. Onderwijl zocht de Nederlandse regering naar 10.000 andere vluchtelingen als noodzakelijke arbeidskrachten.
In het begin weigerde men in Israël naar de verhalen van de overlevenden te luisteren. Zij hadden zich immers als makke schapen naar de slachtbank laten leiden. Midden jaren vijftig probeert men dat taboe te doorbreken door de verslagen en analyses van de oorlogsprocessen in Duitsland.
In 1961 komt het Eichmann proces in Israël. Dit proces wordt gebruikt om het gevoel te versterken in binnen- en buitenland dat Israël de wettige erfgenaam van de slachtoffers was. Dat zou in de eerste plaats geld opleveren van rijke joden in met name Amerika. Anderzijds zou dit de noodzaak van de staat Israël onderstrepen. De holocaust wordt voorgesteld als slechts een onderdeel in een aaneenschakeling van anti-semitische vervolging, die al in de Oudheid was begonnen.
Tegelijk begon men aan de monopolisering van alle leed uit de Tweede Wereldoorlog. En zo plaatste men het joodse volk buiten de geschiedenis en het morele oordeel van de wereld. Dus hoeft men geen onderzoek te plegen naar het ontstaan van de nazi-misdaden en kan de conclusie dus niet zijn dat deze verschrikking misschien wel in een normaal menselijke omgeving was ontstaan.
Na het Eichmann proces werd de leerlingen op scholen voorgehouden: wat telt is heroïek, dapperheid, het liefst tot de dood erop volgt. Leerlingen moesten opstellen schrijven over het thema: waarom lieten de joden zich als lammeren naar de slachtbank leiden? Het correcte antwoord luidde: ze hadden geen eigen staat, leefden in getto’s, waren niet gewend aan fysieke arbeid, konden dus niet het land bewerken, enz.
In 1980 nam de Knesset de beslissing om “bewustzijn” van de holocaust en joods verzet te formuleren als een waarde die scholen verplicht zijn aan studenten te onderwijzen. Studenten werden sindsdien bij tienduizenden naar Treblinka en Auschwitz gestuurd om hun identificatie met de staat Israël te versterken en het belang van een sterk leger te benadrukken. Daartoe moeten ze daar ook allerlei rituelen uitvoeren. Zoals lange wandelingen maken onderwijl hardop poëzie lezend, ceremonies met kaarsen, knielen en kransen leggen.
Ook hier zien we dat de nieuwe generatie historici in de jaren negentig de kans krijgt om alles ter discussie te stellen op zoek naar de hele waarheid.
Jan Willem Hoegen
Literatuurverantwoording
- Tom Segev, The Seventh Million,
- Dina Pozat, The Blue and the Yellow Stars of David,
- Deborah E. Lipstadt Beyond Belief,
- Interviews en besprekingen door het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) beschikbaar gesteld, 1995