Een Britse Visie

In de naoorlogse periode van Nederlands Indië, hebben de Britten op Java en Sumatra een belangrijke, zo niet beslissende, rol gespeeld. Om een beter inzicht in hun beweegredenen te verkrijgen, volgt nu een samenvatting van het boek ” The Admiral’s Baby ” van Laurens van der Post. De schrijver was toentertijd politiek adviseur van de Britse opperbevelhebber in Zuid-Oost Azië en tevens van de Britse regering in Londen; met als standplaats Batavia. Van 30 november 1946 tot 19 februari 1947 was hij militair attaché.

De schrijver confronteert de lezer met drie van zijn eigenaardigheden die van belang zijn geweest bij het vervullen van zijn functie als politiek-adviseur van het Britse hoofdkwartier op Java.

  1. in politiek opzicht was hij een naïef socialist, na de tweede wereldoorlog zou er een nieuwe wereld ontstaan zonder overheersing van het ene volk over het andere volk, dus zonder kolonialisme.
  2. hij was zeer bijgelovig en meende altijd tekens van de voorzienigheid te ontwaren, hij was dan ook de enige mens op de aarde die die taak op dat moment kon uitvoeren. En die taak was de Indonesiërs te bevrijden van de Nederlandse overheersers.
  3. familie van moederszijde waren Franse Hugenoten die naar Zuid-Afrika trokken in 1652. Zij ervoeren de VOC-kolonie als kil, waarbij de VOC-dienaren alleen geïnteresseerd waren in geld verdienen en de Franse taal en cultuur verboden. De machtswisseling in 1816 ervoeren ze als bevrijdend, de Britten leken een menselijker bewind te voeren.

Hij besteedt veel tijd aan het beschrijven van de Britten als een superieur ras. In tegenstelling daarmee zijn de Nederlanders dom, laf, wreed, hebzuchtig en onmenselijk. Natuurlijk onderkenden de Britten bij aankomst op Java onmiddellijk het hoge beschavingspeil der Indonesiërs, die onmiddellijk het voze van de westerse beschaving doorzagen. En daar lag de basis van de controverse tussen Britten en Indonesiërs enerzijds en de kil rekenende Nederlanders anderzijds.

Bij zijn beschrijving van de Britten en de Indonesiërs brengt hij geen nuanceringen aan. In 1926 was hij enige tijd in Japan, waar hij de taal en de cultuur bestudeerde. Hij vond de Japanners na de oorlog zeer correct, maar vroeg zich wel af of de Japanners zich niet graag overgaven aan de Javaanse nationalisten. Hij was tegen het vervolgen van Japanners voor oorlogsmisdaden. Wel constateerde hij dat na de oorlog de Javanen de Japanners haatten; en in de oorlog dat de Japanners elektriciteit als een wonder beschouwden.

Met de Nederlanders had hij meer moeite. Hij was zeer onder de indruk van de Nederlandse vrouwen toen hij reeds in augustus 1945 alle interneringskampen op Java bezocht. In Nederland ( september 1945) sprak hij ook met voormalige verzetsstrijders, in zijn ogen de enige fatsoenlijke Nederlanders die hij sprak. Maar op Java kwam hij alleen Nederlanders tegen die niets van de situatie begrepen. Die stomverbaasd waren dat openbare voorzieningen als leidingwater, elektriciteit, telefoon, radio en openbaar vervoer werkten. Die via radio-uitzendingen uit Australië Soekarno en de zijnen dreigden op te hangen. Die bleven eisen dat de Japanners ontwapend moesten worden, terwijl alleen zij de orde en rust op Java konden handhaven, en de geïnterneerden konden beschermen. Hij veroordeelt het totale gebrek aan discipline bij de Nederlanders na de oorlog; die rustig “collaborateurs” executeerden naar eigen goeddunken.

Hij vond dat elke Brit op Java eerst de Max Havelaar van Multatuli en De Stille Kracht van Couperus moest lezen. Om de minderwaardigheid van de Nederlanders te bewijzen wijst hij op hun gedrag in Japan tussen 1700 en 1850, waar ze jaarlijks in de straten van Tokio bokkensprongen moesten maken en op hun hoofd staan en bij de keizer op de door de Portugezen achter gelaten kruizen moesten spugen; en dat ook deden! Hij draagt de Nederlanders ook de ” ambonese moord ” na van 1623. (Op Ambon beraamden de Engelsen het verjagen der Nederlanders met hulp van Japanse huursoldaten.de bekentenissen waren verkregen via de Pijnbank. deze verhoormethode was in Europa toen algemeen, alleen in Engeland was ze net afgeschaft voor Engelse ingezetenen; de Engelsen hebben daarom deze bekentenissen altijd als zijnde onwettig verklaard, en de voltrokken doodstraffen dus als moord omschreven. —- Overigens waren de Heren XVII niet tevreden met de rechtspraak in Indië en stuurden ze in 1636 juristen naar Indië om de situatie in deze zaak te verbeteren. … jwh) Hij vond de Indo-europeanen in Indië onbetrouwbaar en zonder levensvreugde en breekt een lans voor het Britse “apartheid”-systeem.

Van der Post schreef aan alle hooggeplaatsten die hij kende om voor de republiek Indonesië te zijn en tegen Nederland (hij heeft het in zijn boek nooit over Nederlands-Indië zoals het volkenrechtelijk toen heette). Met name de Australiërs probeerde hij ervan te overtuigen dat ze beter een onafhankelijk Indonesië als buur konden hebben dan de Nederlandse kolonisatoren. Zoveel mogelijk Indonesische nationalisten vertelde hij over de nieuwe kolonievrije wereld die ontstond en op de mogelijkheid om via Australië, de Verenigde Naties te vragen de Nederlanders weg te jagen.

Volgens hem waren de interneringskampen in midden- en oost Java de kleinste en minst belangrijkste, alleen Batavia was van belang.

Aan de jonge (8 tot 14 jarige) Indonesische nationalisten was bijna vier jaar lang door de Japanners verteld (en gedrild), dat alleen door vechten op de meest rücksichtsloze wijze, onafhankelijkheid verkrijgbaar was. Dit werd nog aangewakkerd door hun fanatieke moslim godsdienst. Zij sneden wel de keel af van de Nederlanders, maar niet van de Britten (en zeker niet van de Amerikanen). Hij vergelijkt de Pemoeda organisatie met de Hitler Jugend. Soekarno en Hatta bleven altijd in centraal Java; bang voor hun leven waagden zij zich niet in Batavia.

Vanaf eind september vergaderden Sjahrir, Sjarifoeddin, van Mook en van de Plas wekelijks in zijn huis.

De gewone Britse soldaat was geschokt door het wrede optreden van de Nederlanders tegen de Indonesiërs. De Britten kregen een afscheidsfeest aangeboden in februari 1947, van de dankbare Indonesiërs die zeiden: “we zagen westerse eigenschappen die ons onbekend waren als – beleefdheid, vriendelijkheid, en bescheidenheid.” De Britse soldaten riepen bij het verlaten van Java “Merdeka” (merdeka komt van mahardikkha -sanskriet- en betekende oorspronkelijk rijk, welvarend. De huidige betekenis van het begrip: onafhankelijk, vrij is waarschijnlijk ontstaan via landschenkingen door vorsten aan kloosters, die hierdoor rijk werden maar tegelijkertijd onafhankelijk van de vorst… jwh.), terwijl ze in Soerabaja alleen al 6.000 Indonesiërs hadden gedood.

Van der Post had van Amerikanen gehoord dat de Britten bij de U.S.A. om deze opdracht hadden gesmeekt. Maar geen Brit wist waar ze aan begonnen. Hij ondervond ook dat de Indonesiërs nog steeds met weemoed en eerbied de gedachte aan Raffles (van 1811 tot 1816 de Britse Gouverneur-Generaal op Java… jwh) levend hielden en daarom de Britten nu vertrouwden. Ook spraken de Indonesiërs met warmte over Nederlandse artsen en leraren. Toen in oktober 1945 de eerste, vooral Nederlandse, journalisten arriveerden in Batavia, bleken die alleen geïnteresseerd te zijn in de door de Japanners gestolen juwelen en in Japanse zwaarden. Elk rapport van zowel Nederlanders als van Britten over Indonesische plunder – en moord partijen deed hij bij Mounbatten (de hoogste Britse autoriteit in Zuid Oost Azië) altijd af als verzinsels of als onnodige en onterechte paniek verhalen. Toen er berichten binnen kwamen dat op Soenda zo’n 1500 Chinese vrouwen en kinderen waren afgeslacht, stelde hij dat hier geen aandacht aan moest worden gegeven daar dit een geval van tijdelijke gekte (mata gelap) was. In den Haag noemden ze van Mook “een indische jongen”, waarmee ze aangaven hem als een soort bediende (boy) te zien. Met name op het ontslag van Helfrich heeft hij sterk aangedrongen. Het was voor van der Post duidelijk dat de Nederlanders in de Indische archipel zich alleen konden handhaven door list en bedrog en niet door dapperheid. Hadden de Nederlanders in september 1945 eigen troepen op Java laten landen, dan zouden volgens hem weinig geïnterneerde vrouwen en kinderen dat overleefd hebben.

Van Mook erkende de drie Britse uitgangspunten:

  1. het Indonesische nationalisme was geen uitvinding van de Japanners maar ging dieper,
  2. een militaire oplossing alleen was onmogelijk,
  3. de Nederlanders veronderstelden te gemakkelijk dat de Indonesische Republiek vanzelf in elkaar zou klappen.

Hij pleit voor het Indiase legerkorps dat na zes jaar vechten nog naar Indië moest in plaats van naar huis, waar India op het punt stond onafhankelijkheid te krijgen. Daarbij kregen de Indiërs (naast een jarenlange burgeroorlog… jwh) van de Britten: een niet corrupt en niet politiek ambtenaren-korps, gerechtelijk systeem en leger. Iets wat de Indonesiërs niet tegemoet konden zien. Ook wijst van der Post op het royale Britse gedrag in Birma. (De Birmezen hadden in de oorlog met de Japanners gevochten tegen de Britten. het christelijke bergvolk de Karen hadden met de Britten tegen de Japanners gevochten. in ruil hiervoor zouden ze van de Britten onafhankelijkheid krijgen. Maar na de oorlog lieten de Britten de Karen vallen en deden zaken met de Birmezen. maar toen de Birmese leider Aung San liet weten uit het Gemene Best te zullen treden, lieten de Britten hem vermoorden… jwh).

Hij had geconstateerd dat met Soekarno alle Indonesiërs na 8 maart 1942 zwarte hoedjes op hadden en zongen “wij zijn niet bang”. In de kampen tijdens de oorlog viel het hem op dat de Nederlanders de schuld van de capitulatie van Indië aan de Britten toeschreef en ze alleen vertrouwen hadden in de Amerikanen. Zover hij wist hadden alleen de Australische troepen tegen de Japanse troepen gevochten.

De Javaanse officieren van het Javaanse leger hadden allen een samurai zwaard en lieten hun haar lang groeien en zouden het pas afknippen na het vertrek van de Nederlanders.

Hij organiseerde in december 1945 besprekingen tussen de nationalistische leiders van Java en Sumatra. Het gevolg was dat het zinloze en wrede moorden nu ook op Sumatra begon, constateerde hij. Begin 1946 mislukte de coup van de moslim fundamentalisten onder leiding van Moewardi, door de onverschrokken houding van Soekarno. Dat deed de laatste aarzeling ten aanzien van Soekarno wegebben.

Hij diende een officieel verslag te schrijven over de Britse periode in Indië voor de Britse regering (en koning). Hij meldt dat zijn rapport in de Britse diplomatieke dienst een verplicht leerstuk werd. Hij kreeg de onderscheiding ” Commander in the Order of the British Empire ” voor zijn gedrag van voor 1942( tot zijn teleurstelling). Maar bij de uitreiking vertrouwde de koning hem toe dat hij zeer onder de indruk was van zijn naoorlogse rapport over Java.

Allereerst constateerde hij dat de geallieerde inlichtingendienst feitelijk geen idee had van de situatie in Indië tijdens de Japanse bezetting. Dat met name de Nederlandse krijgsgevangenen zich na 15 augustus 1945 in de steek gelaten voelden door de geallieerden aan de ene kant en zich bedreigd voelden door het Indonesisch nationalisme (dat ze zeer serieus namen), op gang gebracht door de Japanners, anderzijds. Koningin Wilhelmina’s rede van 1942 werd de koninklijke concessie aan het Atlantisch Handvest genoemd door de Britten. Wel constateert hij in het begin dat de Indonesiërs zeer vriendelijk waren tegenover de Nederlandse geïnterneerden, maar al op 30 augustus begonnen de moordpartijen van de Indonesische nationalisten (leeftijd naar zijn schatting 8 tot 14 jaar). Vanaf die tijd verschenen er leuzen ontleend aan de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring en de Franse revolutie. Ook verscheen nu overal de rood-witte vlag.

15 september de Britse kruiser Cumberland arriveert op de rede van Tandjong Priok. Alle openbare werken werden door Indonesiërs bemand en werkten foutloos. De eerste Nederlander in Batavia, hoofd N.I.C.A., had een Fascistische blos op zijn wangen. Een Nederlander die uit een kamp was gegaan en in Batavia zijn winkel opeiste, werd door het Indonesische personeel vermoord. 30 september de eerste Britse troepen komen in Batavia.

Wat was de Britse taak?

  1. De overgave van de Japanse troepen aanvaarden.
  2. De krijgsgevangenen evacueren en voorzien van de noodzakelijke spullen.
  3. De Japanse troepen concentreren en ontwapenen.

ad 1.Gebeurde op 15 september. ad 2.Alle Britse en Amerikaanse geïnterneerden hadden op 30 september Java en Sumatra verlaten er waren 69.000 Nederlandse geïnterneerden op Java en de meesten hadden hun huis op Java en wilden. naar huis, maar dat was onmogelijk. ad 3.Op 21 september werden 5 personen in Batavia vermoord en de eerste in Soerabaja; bescherming van de Nederlanders was dus nodig, maar kon alleen door Japanners gebeuren en moest dus door. kampen gebeuren , daarom kon ad 3 niet plaats vinden.

De proclamatie op 17 augustus vond plaats in het huis van vice-admiraal Maeda, de Japanse tolk was kapitein Nakamura die voor zichzelf voor fl. 10 miljoen aan goud in veiligheid had gebracht.

De Nederlandse officiële reactie was: arresteer de Indonesische leiders en gooi de Japanners uit Java. In Birma gebeurde hetzelfde en de Britten trachtten juist vriendschap te sluiten met de Birmese leider Aung San. Voor van der Post was deze verschillende reactie typerend voor de verschillen in volksaard van Britten en Nederlanders. Zeer irritant vonden de Britten het Nederlands gezeur over vlaggen die gehesen werden anders dan de Nederlandse vlag. Mr. van der Plas en Generaal van Straaten drongen bij de Britse Admiraal Patterson aan op arrestatie van Soekarno, Hatta en 15 andere Indonesiërs, anders zou een bloedige slachtpartij volgen. Zij hadden 1200 Nederlandse militairen op Borneo klaar staan ter ondersteuning. De Admiraal weigerde. De Nederlandse reactie was dat de Britten weer probeerden Indo-China en Indië in te pikken.

Hoewel de Nederlanders steeds wezen op de verklaring van Koningin Wilhelmina van 1942, was geen Nederlander in het bezit van deze verklaring, pas op 2 oktober kwam de eerste kopie uit Australië. Ook weigerden de Britten de Nederlandse N.I.C.A. mensen toe te laten op Java. (Netherlands indies civil administration -nica). Toen de Nederlanders groepjes mensen Java in stuurden om te bewijzen dat de orde snel te herstellen was, moesten ze constateren dat vrijwel niemand terug kwam en ook nooit meer gevonden werd.

Van der Post noteert dat de Britse troepen niet welkom waren. Troepen moe van de oorlog die in plaats van naar huis te gaan nog een extra klus kregen, niet van gevaar ontbloot. Dus besloten de Britten gezien hun beperkte capaciteit, niet te zorgen voor de orde handhaving op de gehele eilanden Java en Sumatra maar slechts op een paar “verzamelpunten”. Daarnaast waren ze van mening dat het hier een politiek probleem was en niet een militair probleem. De generaal en de admiraal zetten de Nederlandse autoriteiten dagelijks onder druk om uitspraken te doen over de toekomst van Indië, met name door nadere invulling van de toezegging van de Koningin gedaan in 1942. Toen Mr. van der Plas dat deed, werd hij onmiddellijk teruggefloten door den Haag.

Admiraal Helfrich speelde z.i. hierbij een dubieuze rol, hij zag zichzelf als de Nederlandse Churchill.Hij was een man die alleen orders kon geven en niet naar raadgevers kon luisteren; vol van vooroordelen. Van Mook was zeer bekwaam maar werd steeds, kennelijk met plezier, door den Haag onderuitgehaald. Daardoor was hij een man die nooit in zichzelf geloofde. Daarnaast werkten de Nederlanders niet als team in Batavia maar ieder voor zich.

De Nederlanders begonnen eind september 1945 krijgsgevangenen en geïnterneerden naar Soerabaja over te brengen waar toen geen Britse troepen waren. Ze wilden pas met de Indonesiërs onderhandelen na voltrekking van de doodstraf op Soekarno. In den Haag probeerden de Britse ambassadeur en het hoofd van de Britse politieke inlichtingendienst te Batavia (L. van der Post), de politici te overtuigen van Mook te steunen en onderhandelingen te beginnen, eventueel zelfs met Soekarno.

28 oktober, de moord op brigadier Mallaby te Soerabaja; een ongeluk volgens hem. Tot eind november vochten de Britten in Soerabaja, zij verloren 400 man en noteerden daarbij 6.000 gedode Indonesische strijders. De moord op Mallaby in Soerabaja betekende dat Soekarno, Hatta en Sjarifoeddin besloten een regering onder Sjahrir te vormeren en afstand te nemen van de Pemoeda’s.Ze wilden hiermee de buitenwereld duidelijk maken dat ze fel anti-Japans waren.

Eind november kwamen de verhalen over zinloze moordpartijen in Centraal – en Oost Java in Batavia aan met de vluchtelingen. Daarop werd door de Nederlanders en Ambonezen gereageerd door zinloze moordpartijen in Batavia op Indonesiërs. Generaal Christison reageerde furieus bij de Nederlanders over dit gebrek aan discipline aan Nederlandse kant. Hij eiste het ontslag van generaal van Oyen en de terugtrekking van Nederlandse troepen uit Batavia. Nederlanders ondernamen pogingen tot moord op Roem, Sjahrir, en Sjarifoeddin. Soekarno en Hatta vluchten naar Djocja. Hij noteert op 17 november 1945 dat de Indonesiërs een legitieme claim hebben naar onafhankelijkheid, en dat ze het de Britten kwalijk nemen dat ze er zijn om de Nederlanders weer aan de macht te helpen die hun zo laf overleverden aan de Japanners.Waarbij ze in maart 1942 hadden gezien dat de Nederlanders geen schot losten tegen de Japanners, dat er alleen door Australiërs, Britten en Amerikanen was gevochten. En dat de Nederlanders braaf bogen naar Tokio na de overgave. Ze waren niet op de hoogte van, noch begrepen ze de afspraken die de geallieerden van tevoren in deze zaak hadden gemaakt. Daarnaast waren na de oorlog de Nederlanders niet op de hoogte van het lijden van de Indonesiërs onder de Japanse bezetting. Toch pleitten Helfrich en van Oyen om de Indonesiërs snel en hard aan te pakken.

Van elke stap die van Mook voorwaarts maakte zorgde den Haag ervoor dat er twee stappen terug gedaan werden. Hoewel Sjahrir op het nationaal congres 85 % der stemmen op zich verenigde, wantrouwden de Nederlanders de steun die hij in werkelijkheid had. Helfrich weigerde in te zien dat er in het Indonesische kamp mogelijk twee partijen waren die om de macht streden. In december 1945 wilden de Britten zich concentreren op West Java. In hun ogen leken de Nederlanders alleen buiten Java en Sumatra welkom en konden zij zich beter terugtrekken op Nieuw Guinea. Van Mook vertrouwde de Britten toe dat hij Helfrich een hopeloos figuur vond en ook graag zag dat van Oyen vertrok. Zolang die op Java waren durfde hij niet naar den Haag te gaan voor nader overleg. Het Rode Kruis deed een internationale oproep voor evacuatie uit Batavia, waar volgens hen 200.000 mensen met de dood werden bedreigd door de Indonesische nationalisten. Het hoofdkwartier van de Nederlanders in Batavia, de gebouwen van het tiende bataljon wiens commandanten lid waren van de reactionaire Eenheids Groep, werd een soort van Gestapo Hoofdkwartier. De Britten bleven er zover mogelijk vandaan. Vele Indonesiërs werden er naar toe gebracht, nooit kwam er één uit. Ze werden verhoord en vermoord. De Britten voorzagen de Nederlanders niet meer van geheime stukken daar die een dag later openbaar waren. De Britse wens tot ontwapening van burgers werd in Batavia door de Indonesiërs opgevolgd, maar door de Nederlanders gesaboteerd.

Januari 1946 rapporteert kolonel Widjojoatmodjo aan Professor Logeman, minister van overzeese gebiedsdelen, dat na het gedwongen vertrek van circa 50.000 Nederlanders uit de publieke werken op Java, Indonesiërs die plekken innamen. En hoewel één en ander minder goed verliep, bleef wel alles draaien. En de Britten noteerden achteraf dat in de veertien maanden van hun aanwezigheid er altijd stromend water was en elektriciteit zonder enige storing. De Britten zouden de verantwoordelijkheid pas aan de Nederlanders over dragen, als naar hun mening de militaire situatie dat mogelijk maakte (overeenkomst Londen, augustus 1945). Wel installeerden de Britten de Nederlandse rechters weer in hun functie op 3 januari 1946. De 700 door de Britten gearresteerde Indonesiërs werden echter nauwelijks ter rechtbank gebracht, maar bleven in de gevangenis. Het toestaan aan de Nederlanders om troepen te laten landen op Java lag delicaat. De Britten erkenden wel dat recht, maar stelden dat dat nu averechts zou werken voor de gevangenen op nationalistisch gebied. De gevangenen hadden de Britten kunnen bevrijden en evacueren indien die niet zelfstandig, tegen alle orders in, waren gaan zwerven over Java en indien niet kolonel Asjes de drie interneringsplaatsen (Batavia, Bandoeng, Semarang-Ambarawa) had uitgebreid met Malang-Salatiga en Soerabaja.

Hij noteert dat de Javaanse militaire leiders niet open stonden voor redelijk overleg. Uiteindelijk stelden ze voor Nederlanders en Japanners uit te leveren aan de Britten, maar dan moesten die Soerabaja en Semarang verlaten. In april 1946 waren hun eisen: wapens voor een bataljon infanterie en de belofte dat de uitgeleverde Nederlanders niet in Indonesië mochten bewapend worden. Voor de Nederlanders in den Haag waren de politieke aspecten van deze onderhandelingen dermate verdragend, dat ze daarvoor de levens van de geïnterneerde Nederlanders er wel voor over hadden. Dit viel ze des te makkelijker daar de meeste geïnterneerden toen Indo-Europeanen waren.

De Nederlander die actief was in het bij elkaar brengen van Nederlanders en Indonesiërs; was Prins Bernard zijn speciaal adviseur kolonel Frowein. Met name was hij van mening dat de Haagse politici naar Java moesten gaan. Hij beval aan dat de Nederlandse propagandisten op Java vervangen moesten worden en ook mensen als Helfrich. Alles wat tegenwoordig fout gaat in Indonesië komt door het gedrag van de Nederlanders na de oorlog; die gaven het slechte voorbeeld.

In november 1945 adviseerde de Australische vertegenwoordiger in Batavia de Indonesiërs de zaak in de U.N.O. te brengen. In januari 1946 stelde Rusland de zaak Indonesië op de agenda van de U.N.O., waar overigens niets van terechtkwam.

Eind januari 1946 keerde van Mook terug op Java met de volmacht om met de Indonesiërs te praten onder leiding van Sjahrir. Nederlands nieuwe legercommandant was generaal Spoor. Ook de Britten startten met een nieuw team. Zij stuurden als bemiddelaar Sir A.C.Kerr. Maar de Indonesiërs hadden moeite de onderhandelingen met de Nederlanders aan de bevolking te verkopen. Op Java was er alleen een tekort aan medicijnen en kleding. Dr. Soekarno van Sumatra( Ir. Soekarno, geboren als Koesno op 6 juni 1901 te Soerabaja, zoon van Raden Soekemi, slaagde voor het eindexamen HBS te Soerabaja in juni 1921,en behaalde het ingenieursdiploma aan de TH te Bandoeng, met het ontwerp voor een haven, in de zomer van 1926. jwh),was immens populair. De Nederlanders weigerden dat te geloven, de mensen werden, meenden ze, met harde hand gedwongen hem toe te juichen. Van hen mochten de Britten niet met hem praten.

In februari maken de Australiërs bekend 700 politieke-gevangene Indonesiërs met de s.s. Manoora naar Batavia te verschepen. Van der Post weigert te geloven dat de documenten echt zijn waarin staat dat de Australiërs officieel bij zowel de U.S.A. als bij het U.K. hebben gevraagd om Nederlands Oost Indië als mandaatgebied te verkrijgen.

Maart 1946, de komende verkiezingen in Nederland beïnvloeden de houding van de Nederlandse regering. Ze gingen nadrukkelijker eisen de Nederlandse troepen die al enige maanden in Maleisië waren, toe te laten tot Java. De houding van Mountbatten werd beïnvloed door de komende verkiezingen in India, waarbij hij meer rekening hield met de mening van de Indiase politici inzake Java, daarom wilde hij de Indiase troepen zo spoedig mogelijk terug trekken. Dus ook de Nederlandse troepen toelaten. Tegelijk voerden de Nederlanders weer een nieuwe munt in Indië, in plaats van het Japanse geld. En dus zouden de Indonesiërs ook wel hun eigen geld gaan invoeren, en kreeg de bevolking te maken met drie geldsoorten.

13 maart 1946, nieuwe onderhandelingen volgden, waarbij de onafhankelijkheid nauwelijks nog ter discussie stond, alleen nog hoe.

4 april 1946, de onderhandelingen zouden voortgezet worden in Nederland ( de Hoge Veluwe), en dus trokken Nederlanders en Indonesiërs naar Nederland; maar de Britse ambassadeur die alles voorbereid en gecoördineerd had, mocht slechts een dag mee naar Nederland van de Nederlanders, terwijl de Indonesiërs dachten dat hij ook daar de onderhandelingen zou voorzitten. Begin mei druppelden de delegatieleden één voor één weer Batavia binnen. De eerste was het Nederlandse delegatielid de Sultan van Pontianak, hij zei: we werden niet onvangen en we werden genegeerd, ook van Mook. Ze werden ook bedreigd in hun hotels, uitgescholden voor landverraders en bedreigd met de dood.

De Hoge Veluwe conferentie was mislukt. Ook de Indonesiërs keerden geschrokken en gedesillusioneerd terug. De Nederlanders vertelden de Britten dat zelfs bij succesvolle onderhandelingen een militaire actie op Java nodig was. De tegenstanders van Sjahrir profiteerden hiervan. En dat waren – de in Japan getrainde generaal Soedirman, de leider van de ” zwarte karbouwen ” Moewardi, de liefdesvriend van Maeda : Soebardjo, de in China getrainde communistenleider Malakka en de Masjoemileider Soekirman. Sjahrir hoopte op betere tijden na de Nederlandse verkiezingen. De Sultan van Pontianak stelde dat de Nederlanders Java en Sumatra maar moesten laten vallen en met de rest van de archipel een overeenkomst moest maken. Dit was in september 1945 al voorgesteld door van Mook zijn adviseur Abdul Kadir. Van Mook ging er nu op in door de conferentie van Malino (op Celebes) te houden. In december 1946 werd een overeenkomst getekend in Den Pasar (op Bali), er was nu een autonoom Borneo en de staat Oost Indonesië; Nieuw Guinea werd hier buiten gehouden. De nieuwe regering, met een Balinese president, werd te Batavia geïnaugureerd.

Begin augustus 1946 vertelde van Mook de Britten dat Java binnenkort wel weer een hongersnood zou meemaken door wanbestuur, net als in 1945, en dan kwamen ze wel naar de Nederlanders om hun te vragen de zaak weer te leiden. De Britten werd nu verweten dat ze de onderhandelingen tussen Nederland en Indonesië bijna tot een succes hadden gebracht. Sjahrir nam nu een beroep op de Verenigde Naties in deze kwestie voor het eerst serieus, en verzocht de Australische ambassadeur of zij dit wilden doen. Op 18 juni 1946 had hij de Britse onderhandelaar Mackereth nieuwe voorstellen overhandigd. In Cheribon was een twee dagen durende veldslag tussen de Indonesische troepen en aanhangers van Malakka. Eind juni werden Sjahrir met zijn staf ontvoerd door de communisten. Het vrouwelijke lid van zijn kabinet Santoso en Soekarno wisten deze coup de kop in te drukken. Waarop de communisten de lijfwacht van Soekarno vermoordden en Soekarno ontvoerdden. Nu wist Sjahrir Soekarno te bevrijden. Dit weer versterkte van Mook in zijn mening dat onderhandelen zinloos was, waardoor er een vicieuze cirkel ontstond. Daarop bombardeerde admiraal Pinke, zonder de Britten er in te kennen, in de haven van Banjoewangi de loodsen met rijst voor export naar India door de Indonesiërs. Generaal Spoor vertelde de Britse opperbevelhebber generaal Mansergh, dat hij zonder overleg zou gaan opereren.

Op 12 november 1946 melde Lord Killearn zijn regering dat er een akkoord tussen Nederland en Indonesië was bereikt.

Op 30 november 1946 droegen de Britten het geallieerd gezag op Java en Sumatra over aan de Nederlanders, toen nog volkenrechtelijk de gezaghebbenden over de Indische-archipel.

19 februari 1947, de laatste van de 91.799 Britse en Brits-Indische troepen verlaten Java, met achterlating van 500 gesneuvelden.

Jan Willem Hoegen