Het Verhaal van Peter van Toorenenbergen

Door Peter van Toorenenbergen

Inleiding
Dit is het verhaal van een jongen van 15-17 jaar, wat hij meemaakte in de 2e Wereld Oorlog in Ned. Indië. Hij woonde in Malang, Oost-Java. Niet zo vreselijk bijzonder, maar toch heel iets anders dan gewoonlijk. Het is mij overkomen, en het is zovele anderen overkomen! En het kan ieder moment weer gebeuren.

De vijand
Het Japanse Keizerrijk Dai Nippon. Japanners beschouwen het woord Japanner als een scheldwoord, zoiets als ‘barbaar’.

Plaats van handeling:
Voormalig Nederlands Indië. Een welvarende kolonie met ca 80 miljoen inwoners, bestuurd door enkele honderdduizenden Nederlanders.

Begin 1940
Toen de oorlog in Nederland in 1940 uitbrak was ik 12 jaar. Ik zat in de 7e klas van de lagere school. In Indië ging je pas op je 6e jaar naar school, de L.O.school had 7 klassen en we hadden les van 7.00 tot 13.00 uur ‘s middags vrij en geen huiswerk.

Oorlog
Plotseling was er oorlog. Duitsland was Nederland binnen gevallen. Nou, we zouden ze wel een poepje laten ruiken! Niet dus.

We zamelden aluminium dingen in, potten en pannen en nog meer, om ze te laten omsmelten en daar Spitfires voor het Ned. squadron in Engeland te laten bouwen. Het werd naar Japan gestuurd om het te smelten. Helaas, het werden Japanse vliegtuigen. Duitsers en NSB-ers werden geïnterneerd, leger en marine paraat. Een klasgenoot, 16 j., werd opgeleid als torpedomaker. We waren stik jaloers!

Japan
Wie was de vijand? Een eilandengroep ten Westen van China, Japan, voerde al sinds het begin van de 20e eeuw oorlogen en had nog nooit in eeuwen verloren. Japan wilde Azië inlijven als kolonie van Japan om zijn overbevolking kwijt te raken en om de macht. Zij beschouwden zichzelf als supermensen.

Japan veroverde Korea, versloeg de Russische vloot, koloniseerde Mantsjoerije. Viel China aan, Tjang Kai Check en zijn Kwomintang-partij. Die moest bovendien ook nog eens tegen Mao Tse Toeng vechten.

Japan viel in 1940 Frans Indo China (Vietnam nu), Cambodja en Laos binnen.

De Japanners boorden de Amerikaanse vloot de grond in bij Pearl Harbor met een verrassingsaanval op zondag 7 dec. 1941.

Japan torpedeerde de Engelse slagschepen Prince of Wales en de Repulse. Landde in het midden van het schiereiland Malakka en trok op naar Singapore. Daar waren de verdedigingswerken alleen berekend op aanvallen vanuit zee en niet vanuit de landzijde. Ze werden dan ook onder de voet gelopen.

Onze vliegtuigen hadden we boven Singapore al verloren en de nieuwe vliegtuigen zaten nog in kisten in de havens. Veel te laat besteld.

Bij de slag in de Javazee met Doorman, 27/28 februari 1942 werd onze vloot verslagen. Landingen op Java. We hielden het ook net een week uit, lang genoeg om de Japanse vloot, onderweg naar Australië, te laten terugkeren. Zij landden later zelfs in Australië, maar bleven er niet lang.

Deze Japanse oorlogen in Azië hebben meer dan 30 miljoen doden gekost.

Bezetting en internering
Na de overgave verspreidden de Japanners zich vrij snel over de archipel. Het eerste wat ik van hun zag, waren de stoottroepers, die in colonne op houten fietsen (!!) de stad inreden. Kleine sjofele mannetjes in armoedige uniformen, waarschijnlijk Koreanen. Als mieren verspreidden ze zich door de stad.

Alle Europeanen moesten buiten spel gezet worden. Leidinggevende plaatsen werden ingenomen door Japanse “economen”. Alle Europeanen (ca 330.000) moesten zich laten registreren. Militairen, Nederlanders, veel Ambonezen, Menadonezen en Timorezen, werden meteen geïnterneerd.

Eind 1942 werden de meeste burgermannen in Malang, waar wij woonden, ook geïnterneerd, de meeste in het Marinekampement aldaar. De vrouwen en kinderen in “De Wijk”, een met prikkeldraad omgeven stadsdeel van Malang. In het begin mocht je eruit, wanneer je een klein identiteitsplankje met je gegevens in het wachthuisje bij de poort ophing. Eind van de middag moest je terug zijn en ging de poort dicht.

Ik werd een paar maanden ondergebracht bij een collega van mijn vader, in het vrouwenkamp. Ik verdiende een zakcentje met ’s morgensvroeg melk, die ik op de pasar aan de rand van het kamp kocht, op bestelling rond te brengen. ’s Middags verkocht ik houtskool in het kamp langs de huizen.

Marinekamp Malang
In februari 1943 kreeg ik bericht, dat ik mij moest melden bij het Marinekamp, waar mijn vader zat. Had hij aangevraagd. Met een bultzak (tegenwoordig matras geheten). Ik kwam bij hem te liggen, op de ‘kalen’ zaal. Alle bewoners van die zaal waren kaalgeschoren, wegens vermeende politieke onbetrouwbaarheid!
Een hele eer!

Sonei, bijgenaamd Jimmy, was daarvoor verantwoordelijk. Hij was toen al zo gek als een deur, geslachtsziekte, die zijn hersens hadden aangetast. Maanziek, zeiden we. Midden in de nacht ging hij b.v alle palmboompjes met zijn samoerai omhakken, bedierf het overzicht vond hij. Een keer, midden in de nacht, ging hij één van de Bagdad joden, die naar de WC moest, met zijn zwaard achterna. Die joden waren in de dertiger jaren een slachtpartij in Bagdad ontvlucht naar o.a. Ned. Indië. Het waren echt Oosterse joden, met boernoesen e.d., ze lagen aan het eind van de Kalen-zaal, ik kon dus alles uit de 1e hand meemaken. Aslan schreeuwde als een mager varken met een schreeuwende Jimmy met zijn samoerai zwaaiend erachteraan. De WC’s aan de ene kant in, aan de andere kant uit, de slaapzaal door en weer het raam uit, zo enkele rondjes. Aslan dook op het laatst een WC in en sloot de deur af. Jimmy stak zijn samoerai onder de deur en rakelde heen en weer, Aslan hing schreeuwend met opgetrokken benen aan de stortbak.Toen ging Jimmy weer naar bed, overtuigd, dat er toch geen complot werd gesmeed die nacht. Jimmy werd op een gegeven moment naar Batavia overgeplaatst (Tjideng vrouwen kamp).

Hij werd na de oorlog ter dood veroordeeld en opgehangen. Hij was bekeerd tot Katholiek en vergaf al zijn vijanden voordat hij werd opgehangen.

Na Jimmy kregen we korte tijd een afgekeurde vliegenier, Takamoto, als commandant. Een gentleman. Na enkele maanden werd sergeant Soekihara (vertaald: suikerbuik) commandant. Heel geschikte kerel, was kapper geweest in Malang.

Sprak goed Maleis.
In het Marinekamp heb ik vele jobs gehad. Eerst als WC-schoonmaker, totdat ik weigerde de urinoirs met blote handen schoon te schuren. Ik wilde rubber handschoenen hebben.

Kreeg als straf 2 weken stenen kloppen van de Nederlandse commandant wegens weigering een bevel uit te voeren. Daarna naar het landbouw terrein, tomaten verzorgen en zo. Vervolgens naar de technische dienst, bedden opbouwen (3-hoog), pannen uit plaatijzer kloppen, touw maken van agave vezels, die ook in het kamp werden gefermenteerd (stinken!). Ook omroeper geweest om de namen van de mannen, waarvoor een pakje aan de poort was afgegeven eens in de week, met een toeter om te roepen.

Als sport deden we b.v een wandeling van 25 km om het grasveld (50x eromheen zoiets) Kreeg ik een vetleren medaille ervoor. Of badminton, atletiek enz. In het begin hadden we nog veel energie!

Wij, mijn vader met enkele bak-genoten, bakten ook cake, in een gat in de grond, en verkochten die, ik bezorgde het. Maakten yoghurt met yoghurtschimmelplantjes en melk. Later konden we de grondstoffen ervoor niet meer binnen krijgen. Een slaapzaal was verdeeld in een aantal ‘bakken’ met ca 10-15 man, marinetermen werden algemeen gebruikt. Het eten werd door ‘zeuntjes’ uit de keuken gehaald b.v. iedere week moest een ander bak de zeuntjes leveren.
Ik leerde van Aslan schaken. Er werd ook veel gebridged door een aantal mannen. Die kregen dan ook altijd slaande ruzie met elkaar, iedere dag! Zonder markeren!

Overal hingen papieren Japanse vlaggetjes en op een dag hadden de bridgers een papiertje nodig voor de scores. Voor de Jap is dat heiligschennis, belediging van de Keizer. Het werd verraden en de Jap was razend.
De Kempetai kwam met een aantal mannen, we moesten uren in de houding op appèl staan, niemand wilde zeggen, wie het gedaan had.

Houten palen van een meter of 1½ werden aangevoerd en we moesten allemaal in een rij langs één van de Jappen om één of twee klappen op de rug/kont te ontvangen. Tot 2x toe. Nog niemand gevonden en de Jap was moe van het slaan van ca 600 man. Volgende dag zouden ze opnieuw beginnen. Na onderhandelingen wilde een groepje mannen zich als vrijwilligers ter compensatie van de eerroof een pink laten afhakken en dan zou het voorbij zijn. De bullepezen stonden al in emmers water gereed om ons af te tuigen! Pakken watten en jodium werden aangevoerd. Op het laatste nippertje gaf één van de bridgers zich toen op. Hij werd achter één van de gebouwen afgetuigd en daarna afgevoerd. We hebben nooit meer van hem gehoord. We denken, dat hij is onthoofd.

Er zijn nog aantal martel-sessies geweest. Vlak naast de technische dienst, waar ik werkte: o.a. omdat er briefjes van vrouwen via leveranciers en keukenpersoneel waren gesmokkeld. Achterwaarts aan de armen ophangen en slaan, of een lap op het gezicht leggen en met een gieter langzaam water erop gieten zodat je geen lucht meer kreeg (verdrinkingseffect, de Amerikanen passen het nu weer toe in Guantanamo Bay). De hele dag onbewegelijk in de volle zon staan, iedere Jap die langs kwam sloeg er even op los.
Niet leuk!

Tjimahi
In februari 1944 werden we in een trein geladen, geblindeerde personen wagons. Veel meer dan er plaatsen waren, de meeste mannen lagen op de grond. Sommigen hadden dysenterie en diarree. Stank en vieze boel natuurlijk. Het WC-tje was ontoereikend en al gauw een smeerboel.

Drinken en eten kregen we niet. De reis duurde enkele dagen, zo nu en dan een halve dag in de zon op een zijspoor wachten.

Uiteindelijk kwamen we in Tjimahi op West-Java aan. Ca 1000 km verder. We liepen naar ons nieuwe kamp, 4e-9e bat, een voormalige infanteriekazerne. Wij waren de eersten, die er waren, pas enkele weken later volgden er andere mannen uit kampen elders.

Wij kwamen in blok 1, bestaande uit een 5-tal zalen en enkele bijgebouwen.

We mochten schoonmaak-materialen elders in het kamp zoeken. Het bleek toen, dat er voor ons militairen hadden gezeten, die één of twee nachten eerder midden in de nacht op appèl waren geroepen en meteen vandaar het kamp waren uitgevoerd. (Birma?)

Alles, zoals de plotseling vertrokken militairen uit bed waren gestapt, lag er nog onaangeroerd. Afgedane polshorloges, glas sap, een stukje brood, kleding, noem het maar op.

Ik had het geluk de technische dienst werkplaats van de toneelgroep te vinden met veel bruikbaar gereedschap. Een houten wastobbe gezocht en daar de nodige gereedschappen in gedaan. Een paar dweilen erop, een paar bezems eruit stekend en het geheel op mijn hoofd gezet en zo naar onze afdeling terug gelopen. De Japanse schildwacht zag schoonmaakmiddelen en wuifde me door.

Als ik ontdekt was, had ik minstens een pak rammel gekregen. Later hebben we het gereedschap aan de technische dienst van ons blok gegeven.

Direct bij aankomst hadden we een stuk tuin van 10×10 m onder ons raam afgepaald. Afblijven, van ons. Daar hebben we steeds onze eigen groenten op kunnen verbouwen, bemest met de inhoud van een oude beerput. Groeit er prima op! We teelden op de Chinese manier, een greppel graven, veel groenafval met mest erin en dan de uitgegraven aarde er weer bovenop. We verbouwden hoofdzakelijk spinazie (bajem) en Surinaamse postelein. Daar maakten we groententesoep van, met slakken of slangenvlees erin en verkochten “soep met vlees” voor 25 cent per mok. Hadden altijd te weinig.

Op de plankieren van onze slaapplaatsen hadden we 60 cm de man breedte. Het krioelde van de wandluizen. Een paar keer per nacht werd je wakker, bleef je doodstil liggen en hoorde je de wandluizen op je kussen lopen, ritselen. Ik lag vrij dicht onder het nachtlicht. Snel je hoofd oplichten en meteen toegrijpen, had je weer een snelle wandluis. Stinken wanneer je ze doodkneep! Om je slaapplaats legde je wasknijpers, daar kropen die beesten ’s morgens in. Wanneer je opstond, was het eerste wat je deed die knijpers buiten uitkloppen en de luizen dooddrukken.

Om 7 u moest je je bij de poort melden voor corvee buiten het kamp. Was erg populair, kon je misschien ergens voedsel te pakken krijgen, ruilen. Gedroogd vlees of gedroogde bruine bonen, rijst of andere zaken. Het mocht niet natuurlijk, bij terugkomst werd je gefouilleerd en als je pech had vonden ze het en kreeg je slaag.

Ik smokkelde met een zakje achter twee (vuile) zakdoeken en hangend onder mijn hoed. Ze keken in de hoed met wat kleine rommeltjes, ik hield dan mijn armen opzij en zij fouilleerden mijn lichaam en liepen dan verder. Ik stopte het zakje weer onder mijn blouse daarna. Nooit betrapt. Ze vonden de zakdoeken te vies om aan te raken!

Andere corveeën waren b.v. boomstammen in een trein laden, dagen lang, of zakken rijst sjouwen, zandzakken vullen en versjouwen. Land ontginnen. Hard werken, gelardeerd met slaag.

Op landbouwcorvee kon je soms slangen vangen, waren we gek op, dat betekende vlees!

Onze dagelijkse maaltijden bestonden uit rijstemeelpap als ontbijt, een klein stukje hard, ongerezen brood tussen de middag, en watersoep met koolrabi of zoiets erin en wat rijst. Nauwelijks dierlijke eiwitten.

Veel mensen hadden op het laatst (honger-)oedeem, olifantsbenen, door eiwit- en vitamine gebrek.

Wij boften met onze groententuin, hadden redelijk wat vitaminen daardoor. Maar op een dag ontdekten we, dat ik Vitamine B12 tekort kreeg, bloedend tandvlees. Kreeg ik dus voorgeschreven van de kamparts. Afgrijselijk. Het werd gemaakt uit de dagelijks in het kamp verzamelde urine met een speciaal proces. Maar de smaak bleef het zelfde.
Het heeft wel geholpen.

Op een keer liep ik een blauwzuur vergiftiging op door te veel rauwe pitten van de kanarie-bomen te eten, ziek dat ik was!!

Of een keer malaria. De nodige zweren natuurlijk. Ook voor de 2e keer waterpokken (op je 17e jaar!), daar ben je dan goed ziek van! De bof, griep enz.

Het mooiste vond ik de brandwacht, iedere nacht moest vóór iedere zaal twee man 4 uur lang op wacht staan om uitbrekende brand te spotten. Tot 6 u in de morgen. Wanneer je daar buiten zat in het midden van de doodstille nacht zag je in de heldere hemel al die sterren, prachtig! Zo nu en dan vallende sterren. Ik heb heel wat wensen toen gestuurd!

Alleen hoorde je zo nu en dan gekreun of geschreeuw uit de zaal klinken van mensen, die nachtmerries hadden, dat was minder leuk.

Soms kwam er een Jap langs om te controleren of je niet sliep, moest je in de houding springen, buigen en iets onverstaanbaars in het Japans schreeuwen, dat zou dan betekenen dat alles in orde was. Wat dat was weet ik niet meer, alleen het geschreeuw herinner ik me. Deed je iets verkeerd kreeg je slaag. Conversatie op z’n Japans dat je het niet goed deed. Dat waren ze in hun leger zo gewend.

Toen de vrede uitbrak zaten er nog ca 8000 man + een blanco in het kamp. De blanco was een militair uit de vorige groep, die man was krankzinnig geworden. Die werd niet meer geteld door de Jap, die bestond niet meer.

Waarschijnlijk iemand uit de groep militairen, die via de riolen in de avond naar hun vrouw gingen, totdat ze betrapt werden. Na de gebruikelijke verhoren zijn ze voor alle aangetreden militairen tegen de muur van de bunker gemitrailleerd, 8 man. De laatste, een Ambonees, kregen ze met moeite dood, voordat die het laatste, 8 st. genade schot kreeg, riep hij nog steeds overeind staande, “Leve de Koningin”!

Spoorweg corvee.
Als laatste corvee werden we met enkele duizenden naar Tjitjalenka getransporteerd en in oude droogloodsen van een pannenbakkerij gelegerd. Daar moesten we een spoorweg aanleggen dwars door de sawah’s. De meest sawah’s waren kurkdroog in die periode en de grond was keihard en gebarsten. We braken zo grote brokken droge klei los en bouwden daarmee de spoordijk mee op. Als het zou regenen, zou alles wegsmelten! Het was zwaar sjouwers werk, heel weinig te drinken en eten.

Zo nu en dan mochten we na werktijd in een waterpoeltje een bad nemen. Traktatie!

Dat hebben we een ca 3 maanden gedaan, toen moesten we binnenblijven en enkele dagen later werden we terug gebracht naar Tjimahi, dat was ca 18 augustus 1945, dus 3 dagen na het ondertekenen van de overgave! De Japanse commandant had al een paar dagen zitten bidden en volgens “men” heeft hij harakiri gepleegd. Hij kon de nederlaag niet met zijn officiers-eer verenigen.

Onderweg hoorden we van Javanen, dat de ‘perang abis’ was, de oorlog was afgelopen.

De vrede was uitgebroken!
Terug in het kamp in Tjimahi hoorden we het zelfde. Er werd een bijeenkomst gehouden en het Wilhelmus gezongen, Hollandse vlag gehesen. Verder veranderde er niets, behalve wat meer eten. We moesten binnen blijven, de bewakers bleven de Jappen, maar nu om ons te beschermen, werd er gezegd. We kropen door het prikkeldraad, de schildwachten keken de andere kant uit en we gingen naar de passar om inkopen te doen. Na een week of zo zijn mijn vader en ik naar het station gegaan en op een trein gestapt. Beter, eraan gaan hangen aan de buitenzijde, zo afgestampt vol was hij . Naar Batavia (100 km?). Daar zijn we naar Tjideng, het vrouwenkamp, gelopen. Toen ik daar het kamp binnen liep wist ik me geen raad. Was bijna 18 jaar, had in jaren geen meisjes of vrouwen gezien of gehoord. Altijd tussen de mannen gezeten.

Daar in het vrouwenkamp liepen overal kleine rare mensjes, vrouwen geheten (ik was flink gegroeid, ca 25 cm) met hoge piepstemmetjes, overal zag je vrouwen-ondergoed hangen! Je wist niet waar te kijken!

Zegt mijn vader plotseling:”Daar voor ons uit loopt je moeder!” En ik maar kijken, zag niets, ja, een klein mager vrouwtje liep daar, onmogelijk te herkennen.

In Tjideng een maandje als schoonmaker in het ziekenhuis gewerkt en toen met mijn moeder en 2 zusjes op de boot gegaan naar Singapore. Gewoon op de vrachtwagen geklommen die naar de haven ging. Toen de boot weer uit de haven voer, liep ze op een mijn en zonk. In Singapore hebben we 3 maanden gezeten in het Wilhelmina-kamp bij NeeSoon. In opstand gekomen tegen de Engelsen, we kregen hongeroedeem van hun slechte voeding, geconserveerde aardappelen uit blik en blikgroenten. Praktisch geen brood of vers voedsel. Zij wilden van hun overtollige legervoorraden af!

Na een dreigement, dat we een protestmars door Singapore zouden houden met behulp van de Chinese bevolking kregen we prompt de volgende dagen vers voedsel. De Hollanders stonden in het Oosten zeer goed , eerlijk en rechtvaardig, bekend, prima kolonisten. We konden goed opschieten met de Chinezen. Wanneer je een winkel inliep werd je meteen op thee getrakteerd! Singapore is een volledig Chinese stad. Grote delen van de stad waren ‘out of bounds’ (verboden gebied) voor Engelse militairen, wij konden overal komen, nooit problemen. Op een markt werden mijn moeder en ik door een Indonesische extremistische fanaat met een groot mes aangevallen, gelukkig grepen Chinese omstanders de snaak meteen vast en leverden hem aan de politie uit.

Met Kerst dat jaar was er een feest in de kantine, met muziek en dans. Engelse militairen misdroegen zich zo erg, dat zij door de Nederlanders eruit werden geslagen. Kwamen ze met een knokploeg terug en werden weer eruit geramd. Volgende morgen stonden ze met het nodige verband en gips op appèl en werden voor straf weer terug gestuurd naar Java i.p.v. naar Engeland.

Vanuit Singapore zijn we met de Nieuw Amsterdam naar Nederland vertrokken. Ik werkte als afwasser in de keuken. In Ataka kregen we wat kleding. We kwamen 15 april 1946 in Rotterdam aan, voor het eerst na de oorlog weer in Nederland, Rotterdam, terug. De boot was de hele oorlog als troepenschip gebruikt. We werden met muziek ontvangen. Mijn moeder werd met de ambulance naar Den Haag gebracht, ze had aan boord een negenoog (een groep steenpuisten) in de nek gekregen en wij mochten mee rijden.

Toen we de Weissenbruchstraat in Den Haag inreden, waar mijn moeders ouders woonden, zei mijn jongste zusje, 8 jaar, “Oh, wat een mooi kamp is dat hier! Mogen we hier blijven?”

Het regende en het was koud. Met een slof sigaretten, in Singapore gekocht, ruilde ik een 3e hands fiets. Ik had daar een nieuwe fiets voor kunnen krijgen. Wist ik veel!

Ik ging toen naar de overbruggings HBS. We hadden niet zelf een gebouw, maar we mochten lege scholen gebruiken en wanneer die weer startten, moesten wij er weer uit en een ander onderkomen zoeken. Ik herinner me 4 schoolgebouwen in 3½ jaar.

Maar we kregen geweldig goed onderwijs! Allemaal bevlogen docenten, bovendien waren we erg gemotiveerd en ouder dan gewoonlijk na ca 3-4 jaar geen onderwijs genoten te hebben. We hadden heel veel in te halen! Ik begon op mijn 18e jaar met de 5j.HBS-B en haalde na 3½ jaar mijn diploma omdat ik de laatste klas moest overdoen. Van onze klas was er maar ééntje geslaagd de eerste keer. We waren nog niet klaar, maar mochten het toch proberen.

Integreren hadden we nooit van gehoord, we verkeerden hoofdzakelijk met andere mensen uit Indië. Nederlanders hadden het niet zo op met ons. We werden dubbelvreters genoemd omdat we dubbele distributie kaarten kregen om aan te sterken.

We waren kolonialen, een soort criminelen en kregen geregeld last met de inboorlingen.