Het verhaal van Ruud Greve

Door Ruud Greve

Jeugd 
Geboren uit zonnegloren en een zucht van de ziedende zee op 27 oktober 1928 te Batavia, omstreeks 6 uur.
De zon komt op die tijd op en naar zeggen verscheen Kanjeng Ratu Kidul in de zee.

Prachtige jeugd vol avonturen. Goede opvoeding, deels ook door de bedienden. Om 7 uur ’s avonds naar bed. Maar als mijn ouders op het platje voor het huis zaten ontsnapte ik uit bed en ging naar de bedienden-galerij. Daar hoorde ik de prachtigste verhalen, zoals over de groene Hadji die woonde in de mangistanboom. Natuurlijk kwam de Hadji regelmatig bij mij op bezoek. Hij ging dwars door dichte deuren en onderwees mij in de geheime mystiek.

Oorlog en kampen 
Maart 1941 veroverde Japan de kolonie Nederlands – Indië. Ik was toen 12 jaar. Mijn vader werd opgehaald uit ons huis en weggevoerd naar Struyswijk. Deze gebeurtenis heeft mij diep getroffen. Met moeder eerst in Kramat-kamp. Diepste indruk: een Japanner die mijn mooie Simplexfiets confisceerde. Wel gaf hij plots f. 2,50 aan de huilende jonge eigenaar.

Enige tijd later naar het Tjideng kamp onder leiding van Sonei. Meest ingrijpende gebeurtenis voor mij was de volgende:

De schoonmaakploeg voor de woning van de kampleiding bestond uit 7 jongens van 9-14 jaar. Appél. Woedende Japanners. Er was een hondendrol in de woonkamer aangetroffen. Wie had dat gedaan? De hoofdJap liep langs de rij jongens en begon in de gezichten te slaan. Mijn beurt. Viel mee, even verdoofd. De angst voor de klap is erger. Naast mij stond een klein jongetje van 9 jaar. Doodsbenauwd. Hij was aan de beurt. De Jap keek het jongetje aan en gaf hem geen klap maar met duim en wijsvinger een tikje tegen een van zijn oren. Na veel geschreeuw mocht de schoonmaakploeg weer terug het kamp in.Grogol – voormalig krankzinnigengesticht vlak bij Batavia.

Alle jongens vanaf 11 jaar werden vanuit Tjideng naar Grogol overgebracht. Met mijn bijna 14 jaar werd ik daar zaalhoofd met de opdracht om huilende kinderen te troosten. Een enkele maal ging een schoonmaakploeg per vrachtauto naar het Tjidengkamp. Klusjes doen buiten het kamp zelf. De moeders verzamelden zich al spoedig achter het toegangshek. Een van ons wist achter langs het wachthuis contact te leggen met een jongetje uit het kamp. Ruud, dus ik, zag mijn moeder. Zwaaien. Ik had geen tandenborstel en maakte het gebaar van tanden poetsen. Misverstand. Mijn moeder dacht dat ik honger had en zond een pakketje brood naar mij toe via de communicatieroute. Ik zond het pakketje met een lief briefje direct terug en schreef over de ontbrekende tandenborstel. Een uur later ontving ik de tandenborstel.

Tjimahi
Vanuit Grogol naar het jongenskamp Tjimahi. Per trein, midden in de nacht. Een onaangename ervaring. In het nieuwe kamp leerde ik honger en wandluizen kennen.

Op een dag werd ik uit de appèl-rij gehaald door een Japanse officier. Ik moest mij om 2 uur melden bij zijn woning buiten het kamp. Mijn lotgenoten hadden medelijden met mij. Neem vaseline mee. Arme Ruud moest immers schandknaap worden. Ik ging op weg, genoot van de tijdelijke vrijheid maar met angst voor wat mij te wachten stond. De Japanner ontving mij echter uiterst vriendelijk en liet mij foto’s van zijn gezin zien. Een van zijn zonen leek op mij, dacht hij. Ik werd voorzien van brood, melk en fruit. Ik moest voortaan 2 keer in de week bij hem komen om zijn voortuin te wieden, maar vooral om met hem te praten. Jammer, zei deze man, dat het oorlog is en dat mijn zoon en jij niet normaal kunnen opgroeien in gezinsverband. Bij elk gesprek kreeg ik voedsel en drank.

Bij terugkomst in het jongenskamp zag ik meewarige blikken maar ik hield de waarheid voor mij. Helaas werd deze vriendelijke Japanner na 2 maanden overgeplaatst naar een andere stad.

Augustus 1945 was de oorlog afgelopen en werd ik herenigd met mijn vader en later met mijn moeder. Bersiap- en Pelopper gebeurtenissen laat ik hierbij rusten.

Holland 
Als 17 jarige werkende passagier ben ik in december 1946 per Tegelberg naar Holland gevaren.
Gastvrij opgevangen door mijn oom, tante in Haarlem. Maar alles daar was heel anders en ik had het vreselijk koud. Ik kreeg een plusfour, of drollenvanger, waarin de stof gelardeerd was met harde stukjes. Overigens moest ik ook leren schaatsen. De hele straat liep uit om mij dat te zien doen achter een stoel. Lachen geblazen bij mijn valpartijen. Ik kreeg meteen een hekel aan schaatsen en ben er voor altijd mee gestopt.

* Overbruggings-H.B.S. te Haarlem.
* Studie Economie aan de Gemeente Universiteit van Amsterdam. Economisch Drs.
* Reserve Officier der Artillerie.
* Gelukkig getrouwd met Mieke Alders. Twee kinderen. Zoon en Dochter. Twee schoonkinderen. 3 bijzondere kleinkinderen. Gesteld op familieleven.
* Carrière gemaakt in de sector gezondheid- en welzijnszorg.
* Vele jaren als Directeur Planning en Bouw bij Ministerie van V.W.S. betrokken bij intra- en semi-murale zorg in Nederland. (Ziekenhuizen, verpleeghuizen, psychiatrische instellingen, enz.).
* In 1988 met de VUT gegaan.
* Sindsdien vele malen naar Indonesië – Midden Java – Bali geweest.
* Intensief betrokken bij de cultuur van mijn geboorteland. Ik geef voordrachten over de Kris, Garuda, Ganesha en Kanjeng Ratu Kidul. Ik heb 7 boeken over de Indonesische cultuur geschreven en ben zeer geïnteresseerd in Kebatinan (Mystiek). Thans ben ik bezig met een boek over mysterieuze Semar, een van de Panakawans.

Tot slot
Dankbaar voor een mooi en zinvol leven met veel ups en zo nu en dan down. september 2007.