Het verhaal van Theo Derksen
Theo Derksen is geboren op 1 juli 1941 in Bandoeng. Nederland was al bezet door Duitsland en in Nederlands-Indië dreigde ook oorlog. Die spannende tijd had invloed op zijn geboorte. Hij kwam vlak voor de geboorte knel te zitten waardoor hij links een klompvoet opliep en ook zijn linkerhand misvormd was. DE bedoeling was dat hij op 1½ jarige leeftijd geopereerd zou worden maar toen zat hij in het Jappenkamp waardoor die operatie niet doorging en pas op veel oudere leeftijd plaats vond waardoor het resultaat van die operatie veel minder was.
Het eerste kamp waar hij in terecht kwam was Tjihapit in Bandoeng. In 1944 werd hij, met moeder broer en zus en 700 andere vrouwen en kinderen, onder erbarmelijke omstandigheden in volgepropte treinwagons overgebracht naar het Boemikamp in Solo op Midden Java. Tijdens deze tocht overleden de eerste gevangenen en werden kinderen die symptomen hadden van besmettelijke ziekten de trein uitgezet.
Vanuit het Boemikamp werden zij weer getransporteerd naar Moentilankamp om van daaruit in Ambarawa 6 terecht te komen. Daar maakte hij de bevrijding mee. Eigenlijk was dat niet echt een bevrijding want het was buiten het kamp erg onrustig. Verschillende groepen mensen vochten tegen elkaar: De Bersiaptijd.
Toen Ambarawa veel te gevaarlijk werd ging hij mee op transport naar Semarang. Daar werd hij ingescheept op de Nieuw Holland en voeren zij via Siam, waar de vader aan boord kwam, naar Nederland.
Daar herstelde hij zo goed als mogelijk en werd ook aan zijn been geopereerd.
Daarna vertrok hij met zijn gezin weer naar Java waar hij in Semarang ging wonen, Zijn vader was daar benoemd als commandant van de Leger Materieel Dienst van het KNIL op Midden Java. Na de soevereiniteitsoverdracht vertrok hij met ouders, zus en broer voorgoed naar Holland. Na de technische school volgde hij de opleiding psychiatrisch verpleegkundige en de HBO Residentiële hulpverlening aangevuld met de post HBO Hoger Management Ziekenhuizen en Instellingen.
Hij werkte in diverse instellingen voor jeugdpsychiatrie. Uiteindelijk werd hij directeur van een kortverblijftehuis voor mensen met een verstandelijke handicap. In 1989 kwam hij (voornamelijk door het gebeuren in het Jappenkamp) in de WAO terecht maar werkte nog wel 1,5 dag per week als manager van een afdeling “gespecialiseerde gezinsverzorging” van de thuiszorg en als intaker in een proefgebied van de WVG (Wet Voorzieningen Gehandicapten).
Hij is gehuwd, heeft 2 dochters en 1 zoon en is inmiddels grootvader van 4 kleinzoons.