Het verhaal van Tineke Vis-de Reus

Door Tineke Vis-de Reus

‘Op dat moment was ik het rijkste kind van de hele gevangenis’

ZIERIKZEE – Op 15 augustus 2008 ’s ochtends gaat de Nederlandse vlag bij Tineke Vis-de Reus halfstok. „Omdat we dan de doden herdenken die in Azië zijn gevallen, zoals mijn vader. Om zes uur gaat de vlag omhoog. Dat is het moment van bevrijding en dat vieren we in Den Haag.”

Alsof het de dag van gisteren was, vertelt Vis in één adem over haar ontberingen in de Jappenkampen op Nederlands-Indië. Ze verhaalt zo beeldend dat je je bijna zelf een gevangene uit de Tweede Wereldoorlog voelt. Ogenschijnlijk gaat het haar emotieloos af. Echter, de (keiharde) waarheid is anders. „Ik zie alles voor me. Anders kan ik het niet vertellen.”

Tineke Vis – ze geeft al twintig jaar gastlessen, heeft al honderden malen haar verhaal verteld aan leerlingen van basis- en middelbaren scholen op en buiten Schouwen-Duiveland. Keer op keer luisteren ze ademloos naar het relaas van de Zierikzeese die in 1933 in Makassar uit Nederlandse ouders geboren werd.

Het verhaal van Tineke Vis duurt ruimt drie uur. Normaal gesproken een lange zit voor leerlingen. Niet als Tineke Vis komt. „Ze zijn gewoon boos als ik klaar ben.” Na het verhaal mogen ze opschrijven wat ze er van vonden. De opmerkingen variëren van ‘zeer leerzaam en indrukwekkend’, ‘we zijn ontroerd en hebben een hoop geleerd’ tot ‘een levenles voor ons allemaal’.

Tineke Vis gebruikt haar eigen geschiedenis en levenservaringen voor een actueel item op de Nederlandse scholen: pesten en plagen. „Het gaat om vrijheid. Er worden kinderen gepest. Zij worden net zo goed van hun vrijheid ontnomen wat bij mij is gebeurd. Pas op het laatste moment gaan ze naar school en gaan ze naar huis. Ze dromen erover dat ze gepest worden. Het gaat over een minderheid tegenover de meerderheid en wij waren daar (in de Jappenkampen) de minderheid. We konden niets doen. Er zijn zelfs twee kinderen vanwege het pesten van school veranderd. Dat moet niet kunnen. Ze krijgen van mij een levensles over pesten en plagen mee. Ik vertel geen enge dingen. Dat heeft helemaal geen zin.”

Ook tijdens het gesprek met WereldRegio rept ze over die enge dingen, maar die mogen van Tineke Vis niet in deze kolommen worden afgedrukt. Zelfs haar overleden man en kinderen hebben nooit gehoord welke straffen ze heeft ondervonden. Toch liet ze onlangs enkele enge passages door een onderzoekster optekenen. „Nu moest het wel. We zijn de laatste generatie.”

Het feit dat Tineke Vis bepaalde zaken niet gepubliceerd wil zien, zegt al genoeg over het mensonterende bestaan wat zij en vele andere gevangenen hebben geleid in de Jappenkampen. Na een barre treinreis van tweeëneenhalve dag komen Vis, haar twee zusjes en moeder aan in de gevangenis Banjoebiroe 10. Ze worden in een zaal met planken zoals op de markt, gestopt. Iedereen ‘krijgt’ 53 centimeter bij twee meter op de planken en een matje. Als je in het ziekenhuis lag, kreeg je er een kussen bij. Alles zit onder de wandluizen, vlooien en hoofdluizen. „Het was een zaal met veel vrouwen en kinderen. We moesten wel driemaal per dag op appèl staan in de hitte voor een paar uur. De fijne herinneringen hebben ons er in de oorlog doorheen gesleept. Wanneer het weer heel vervelend werd, praatten we over de leuke dingen van vroeger wat we met het gezin beleefd hadden. Ik heb namelijk een verschrikkelijke fijne jeugd gehad. Mijn moeder klaagde nooit. Vele keren lag ze in het kampziekenhuis en kreeg ze een gekookte slak als medicijn. Ze woog op het einde van de oorlog nog maar 33 kilo, viel vaak in coma en kon niet meer lopen. Toch bleef ze zeer positief. Mijn grootste angst was om mijn moeder te verliezen. Dan was je aan de beesten overgeleverd. Daarna kwam de honger.” Haar twaalfde verjaardag van eind juli 1945 vergeet Tineke Vis nooit meer. „Mijn laatste verjaardag in het kamp werd gevierd en ik kreeg een mespunt grof zout. Dat had mijn moeder bewaard voor mijn verjaardag. Met dit mespuntje zout kon ik iedereen trakteren. Op dat moment was ik het rijkste kind van de hele gevangenis. Ik was zo trots. Toen het op was heb ik ’s middags de hele tijd mijn hand afgelikt. Tussen alle verschrikkingen door werd het een heerlijke dag.”

Eigenlijk is het een groot wonder dat Tineke Vis haar vreselijke verhalen kan navertellen. Niet lang nadat ze naar een concentratiekamp werd verbannen, werd ze ziek. Een darmziekte, luidde de diagnose. Ze keek scheel van de honger en was verlamd. De dokters wisten het niet en dachten dat ze zou sterven. Echter, ze heeft het overleefd. Onder andere tot grote opluchting van de vele leerlingen aan wie ze haar verhaal heeft verteld. Ze gaat er gewoon mee door.