Het zelfbeeld van de Kenpeitai
Kenpeitai op Java
In 1889 werd de Kenpeitai als elitekorps opgericht en telde 349 leden. In de periode tot 1 november 1945, toen generaal MacArthur de organisatie ontmantelde was die uitgegroeid tot een gigantische organisatie van in totaal zo’n 36.000 man sterk, waarbij inbegrepen zijn 24.000 officieren – de inheemse hulptroepen in de bezette gebieden niet meegerekend.
De oorspronkelijke functie van de Kenpeitai tijdens de ‘Meiji-periode’ was de legerofficieren te disciplineren die zich verzetten tegen de instelling van verplichte krijgsdienst. De ex-samurai die een professioneel leger vormden, verzetten zich tegen de idee een regulier leger met dienstplichtigen aan te voeren.
Deze oorspronkelijke functie heeft de Kenpeitai de algemene vertaling van ‘militaire politie’ bezorgd, hoewel de letterlijke vertaling van Ken Pei ‘rechts-soldaat’ is.
De organisatie pretendeerde dan ook bij uitstek een voorbeeld van discipline te zijn, noodzakelijk voor de machtsuitbreiding van de Meiji-staat.
Hoewel in 1911 de Tokkoka werd opgericht als ideologische politie, stelde de Kenpeitai in de jaren ’20 in de eigen organisatie een Tokko-afdeling in, waarmee de veranderende rol van de Kenpeitai duidelijk werd: een verschuiving van de disciplinerende naar een meer ideologische functie vond plaats. In eerste instantie richtte de Kenpeitai zich op niet-gewenste elementen in de maatschappij als socialisten en communisten. Intimidatie en marteling werd hierbij niet geschuwd.
Officieel was de Kenpeitai in zijn geheel ondergeschikt aan het leger. Een lid van de Kenpeitai, echter, kon een legerofficier arresteren die drie rangen hoger stond dan hijzelf, en hem vervolgens terstond de straf opleggen. Daarbij kwam, dat de chef van de militaire politie slechts verantwoording verschuldigd was aan de minister van oorlog. Hierdoor was er bijna geen controle op de activiteiten van de Kenpeitai, zodat deze potentieel welhaast in staat was iedere gedraging en gedachte van de burgers te beïnvloeden.
De organisatie van de Kenpeitai zelf, was in principe dezelfde als een gevechtseenheid van het leger. Deze eenheden werden eenvoudigweg toegevoegd aan een van de legers. Zo werd de eenheid die later Java zou terroriseren toegevoegd aan het 16e Leger in april 1942, toen deze zich opmaakte voor de aanval op Java. Deze eenheid bestond uit vier compagnieën, die zich na de invasie verdeelden over verschillende afdelingsplaatsen op het eiland. Deze afdelingen (Kenpei-buntai) stonden onder commando van een Kenpeitai-officier – meestal een kapitein of, bij een grote buntai, een majoor. Alle eenheden tezamen stonden onder het Kenpeitai-hoofdkwartier te Batavia.
Organisatie in N.I.
Een paar maanden na de capitulatie van Nederlands-Indië werd er binnen de organisatie een drieledige onderverdeling gemaakt. Hierbij werden het hoofdkwartier en de verschillende kenpeitai-Buntais (afdelingen) onderverdeeld in drie secties, te weten de Shomuhan, de Kemuhan en de Tokkohan. De eerste hield zich slechts bezig met interne aangelegenheden zoals de administratie. De Kemuhan was de normale criminele politie, die zich eveneens bezighield met de bewaking en verzorging van arrestanten en gevangenen. Ten slotte de Tokkohan, het politiek gerichte onderdeel, richtte zich op de opsporing van anti-Japanse activiteiten in de bezette gebieden. Het onderscheid tussen de laatste twee was in de praktijk erg klein, wanneer bijvoorbeeld een moord op een Japanse soldaat of burger was gepleegd; in dit geval werkten beide diensten samen.
In februari 1945 werden beide diensten samengevoegd tot ‘Semuhan’. Binnen de Kemuhan en Shomuhan bevonden zich een binnen- en een buitendienst, respectievelijk ‘naikin’ en ‘gaikin’, waarbij de laatste in principe de opsporingen, arrestaties en ondervragingen voor zijn rekening nam, evenals de hierop betrekking hebbende processen-verbaal en rapporten. De naikin hield zich bezig met de overige administratieve werkzaamheden. Ook hier was in de praktijk de scheidslijn tussen beiden moeilijk te trekken.
Zodra het hoofdkwartier van de Kenpeitai te Batavia en de Buntais zich hadden geïnstalleerd, gingen zij hun taken vervullen. De algemene doelstellingen van de bezetting waren de volgende:
- -het economisch potentieel van Nederlands-Indië in te schakelen voor de Japanse oorlogsinspanning;
- -Nederlanders, Britten, Amerikanen en Australiërs te isoleren;
- -ervoor te zorgen dat de Indonesiërs de Japanse suprematie zouden aanvaarden, handelingen die hiermee in strijd waren te bestrijden en onschadelijk te maken;
- -te voorkomen dat er hulp uit Indië kwam ten bate van de geallieerde oorlogvoering.
Overname van de macht in N.I.
Allereerst was het natuurlijk van belang de macht over de Indonesische gemeenschap over te nemen, door de controle van sleutelposten. De overgebleven vijandelijke militairen werden bijeen gedreven als krijgsgevangenen en er werd zorg gedragen voor de militaire bevoorrading. Vervolgens werden alle onderdanen van geallieerde mogendheden geïnterneerd, te beginnen met Nederlandse regerings-ambtenaren.
De eerste order van de militaire administratie kwam op 7 maart 1942. Artikel 1 luidde als volgt: ‘The Japanese Army shall seek to promote the welfare of the peoples of the East Indies who are of the same race and origin and also ensure coexistence and co-prosperity with the local inhabitants in conformity with the guiding principles of the cooperative defense of Greater East Asia. Military government shall now be implemented in the occupied areas of the East Indies in order to establish public order and bring peace and contentment to the people without delay.’
De praktijk was helaas anders. De paranoia die bestond ten aanzien van spionnen en verzetsorganisaties, was mede de oorzaak van de grote aantallen arrestaties, mishandelingen en folteringen.
Wanneer een arrestant in de ogen van de Kenpeitai schuldig werd bevonden, dan moest hij worden veroordeeld door een militaire rechtbank, die bestond uit drie leden, een voorzitter, een officier van justitie en een verdediger. De eerste was zelf hoofd van de Kenpeitai, terwijl de laatste twee vaak werden verenigd in één en dezelfde persoon. Het proces werd ofwel in Indonesisch of in Japans gevoerd, daar andere talen niet toegestaan waren. Het was niet mogelijk in hoger beroep te gaan. Het ‘bewijsmateriaal’ bestond vaak uit afgeperste bekentenissen, of een uit de Kenpeitai afkomstige verklaring. Steeds vaker echter, werd er gedurende de oorlog gebruik gemaakt van een andere methode, ‘kikosaku’. Hierbij ging het uitsluitend om doodstraffen, waarbij de executie – zonder proces – ter plaatse werd uitgevoerd. Procedureel gezien ging dit als volgt in zijn werk. De processen-verbaal, betrekking hebbend op de verdachte, werden samen met een advies van het afdelingshoofd (de buntai-cho) naar de Opperbevelhebber van het 16e Leger gestuurd, die samen met een of meerdere adviseurs (officieren van het Leger Hoofdkwartier) besliste over het al dan niet toekennen van het ‘advies’.
Oprichting Veteranen org. 1952
In 1952, het jaar dat de Amerikaanse bezetting van Japan eindigde, werd in veel steden een lokale Kenpeitai Veteranen Organisatie opgericht. Op 21 maart 1953 stelden deze de overkoepelende Nationale federatie voor Kenpeitai Veteranen (Zenkoku Kenyukai Rengokai) in, die het onder meer op zich nam de Kenpeitai geschiedenis vast te leggen. Dit gebeurde in een omvangrijke trilogie, waarvan de delen ‘Seishi’, ‘Gaishi’ en ‘Isho’ genaamd zijn. Helaas is slechts van een gedeelte uit de Seishi, die oorspronkelijk in 1976 werd gepubliceerd, later een vertaling gemaakt. Het vertaalde stuk behelst de Java- en Sumatra-Kenpeitai. Het geeft een goed beeld van de zelf-justificatie die later in de rangen der Kenpeitai veteranen heeft plaatsgevonden. De vraag die ik mij hier dan ook wil stellen is, in hoeverre er in dit deel feitelijke informatie staat die duidelijk onjuist is. Wederom heb ik mij hierbij op Java gericht.
Alvorens een paar voorbeelden te geven, allereerst een opmerking, over de toon van de uitgave. Aan het eind van de Seishi wordt er drie pagina’s gewijd aan zelfkritiek waarin staat: ‘…we cannot nod in approval at the fact that the Kenpeitai themselves, who had a responsibility to uphold the legal system, executed prisoners of war without a trial.’
Een dergelijk formeel punt wordt dus wel erkend. Anderzijds vindt men zelf de berechting van de oorlogsmisdadigers nog steeds onjuist, namelijk ingegeven door de overwinnaarsrol van Nederland. De Temporaire Krijgsraad zou als wraak hebben gediend tegenover de Japanse bezetting, die de Indonesische onafhankelijkheidsbeweging had gestimuleerd. Meer subtiel worden ook op andere plaatsen de Japanse daden vergoelijkt: ‘For us Kenpeitai, who only sought to maintain peace and protect the army, this continual spying… was bound to turn half-breeds (halfbloeden, minachtende term) into our bitterest enemies.’
Tactische weglatingen
Onjuiste informatie vinden we in tactische weglatingen. Een duidelijk voorbeeld hiervan is wat vermeld wordt over de Kenpeibuntai Soerabaja, waar van een in behandeling zijnde zaak wordt gezegd: ‘During the interrogations some Kenpeitai excessively tortured and killed one of the criminals. Consequently the Surabaya unit yielded eight war criminals after the defeat.’
Het reeds zelf vermelden van dit misdrijf wekt de indruk dat iets dergelijks een uitzondering was, die de Kenpeitai zelf ook veroordeelde. Het vonnis van deze groep vermeldt echter het volgende. Het totaal aantal beklaagden was 16. Allen werden veroordeeld, van wie vier mensen tot de doodstraf. Het aantal zaken dat hier werd besproken, liep dan ook op tot 71, waarbij in 24 gevallen niet kon worden bewezen dat mishandeling had plaatsgevonden. In de overige 47 (!) zaken was dit dus wel zo. Hieronder vielen veel zaken die met spionage, verzet en illegale activiteiten te maken hadden, maar ook bijvoorbeeld het verhoor van een bedelaar, die geestelijk invalide was. De verhoren hadden ‘in hooge mate’ bijgedragen tot het overlijden van maar liefst 16 personen.
Twee voorbeelden van duidelijke onwaarheden zijn de volgende: De vrouw van een hoge regeringsambtenaar bleek in het interneringskamp naar buitenlandse nieuwsuitzendingen te luisteren, waarbij zij de berichten verspreidde. In de Seishi staat vervolgens: ‘Major Taniguchi immediately confiscated the radio but simply scolded and warned the governor general’s wife.’ De waarheid was echter anders. Gedurende vele dagen werd ze mishandeld en gemarteld. Hierbij werd ze aan de waterkuur onderworpen, gedwongen geknield te zitten op scherpe balken en meerdere malen afgeranseld.
Een zelfde soort voorbeeld vinden we in de zaak tegen een microbioloog, die volgens de uitgave der Kenpeitai Veteranen uitermate voorzichtig werd behandeld vanwege zijn grote invloed in pro-Nederlandse kringen. ‘Voorzichtige behandeling’ is ook in dit geval een ietwat typische woordkeus. De man onderging; ‘…slaan met de hand, houten stokken en bamboe of rubber stokken, knielen op een wasplank met scherpe ribbels, met een stok tussen de benen in de knieholten en in de handen een zwaar gewicht houdende, dit urenlang; behandeling met electriciteit, op de meest gevoelige plaatsen van het lichaam; waterkuur tot men bewusteloos raakte, branden met sigaretten of in brand gestoken krantenpapier en onthouding van slaap en voedsel gedurende twintig dagen…’
Uit dit alles blijkt m.i. dat het gevoel van de Kenpeitai dat zij slechts hun plicht hadden gedaan, door de jaren heen werd versterkt met een duidelijke romantisering van het gebeurde, waarbij men de realiteit niet meer in het oog hield.
A. van Gerner uit ‘Het zelfbeeld van de Kenpeitai’, 1990