Japanse bezetting in Indonesië

Samenvatting van teksten uit: Geschiedenisboekjes in Indonesië voor het voortgezet onderwijs, 1994

De dreiging van Japan om Nederlands-Indië te bezetten werd groter. De Nederlandse overheid aldaar zag dit met vrees tegemoet. Belangrijke personen in het voormalig Nederlands-Indië die kritiek hadden op het Nederlandse beleid, werden opgepakt. Opdat de Japanners niet de steun zouden krijgen van deze belangrijke nationalistische figuren. Om hun doel te bereiken, werd bijvoorbeeld Soekarno gevangengezet en moest Soetarjo zijn functie van voorzitter van de PPBB neerleggen.

De Nederlandse overheid trof maatregelen door alle Nederlanders te mobiliseren. Militaire oefeningen op het land, in de grote steden en in het luchtruim werden voorbereid. Onrust en vrees ontstond meer en meer toen Duitsland in mei 1940 Nederland had aangevallen en toen Pearl Harbour op 7 december 1941 werd gebombardeerd.

Volgens Soekarno had ook Japan de drang, de wil om te heersen over andere landen en volkeren. Ze wilden hun macht uitbreiden en wel daar waar veel en belangrijke grondstoffen waren zoals in Indonesië.

De Japanners hadden zich voor hun komst reeds bekend gemaakt door middel van pamfletten en propaganda via de radio. Dat zij de Indonesiërs zouden bevrijden van de ketenen, van het juk van de Nederlandse bezetters. Veel Japanse spionnen infiltreerden tot in de desa’s van Indonesië. Alles werd gedaan om de Indonesiërs mee te krijgen. Toen de Japanse komst een feit was, werd deze met vreugde door het Indonesische volk gevierd, daar ze eindelijk bevrijd waren van de Nederlandse overheersers.

Japan wilde het hele volk voor zich winnen en hun macht in Indonesië uitbreiden. Belangrijke Nationalistische figuren, als Soekarno, Hatta en Syahrir werden uit de gevangenis gehaald en met hen werd samengewerkt. Bewegingen ten gunste van de Japanners (gerakan Tiga A) werden opgericht.

De bereidheid onder de Indonesiërs was groot, totdat ze inzagen dat de Japanners alleen de macht zelf aan zich wilden houden en zich wilden verrijken aan de grondstoffen van Indonesië (rubber, olie, koffie, thee, tabak). Daarbij mochten ze de rood-witte vlag niet meer vertonen, geen nationalistische liedjes en leuzen ten gehore brengen, kortom ze moesten hun nationalistische gevoelens, hun strijd voor onafhankelijkheid opgeven. Japan was de baas en enige baas, die ze moesten gehoorzamen.

De haat van de Indonesiër ten opzichte van de Japanners groeide langzamerhand. Er werd besloten mee te werken met de Japanners, maar in het geheim werden er organisaties tegen de Japanners opgericht. Zo deden de Indonesiërs mee met de Japanners om de haat tegen de Nederlanders te vergroten. Ze werden door de Japanners opgeleid op economisch gebied (opzetten van industrie, verbeteren van wegennet, bruggen, telefooncentrales) als ook op militair gebied (getraind als heiho). De vroegere functies van de Nederlanders werden door de Indonesiërs ingenomen. Met name de zogenaamde leiders als Soekarno en Hatta werden gebruikt door de Japanners om het volk voor hen te krijgen. Deze leiders wisten wat de Japanners werkelijk wilden en speelden hun spel gewoon mee.

De Indonesische jongeren leren, dat tijdens de Nederlandse overheersing van Indonesië er permanent opstand hiertegen was en een eensgezind verzet, eindigend met de bevrijding in augustus 1945. Ze menen, dat er voor de bevrijding totaal geen infrastructuur was in Indonesië. De Nederlanders hadden alleen geplunderd en geroofd en lieten Indonesië achter zoals ze het 350 jaar ervoor hadden aangetroffen.

samenvatting door M. Pieters, 1996,
van teksten uit: Geschiedenisboekjes in Indonesië voor het voortgezet onderwijs, 1994, auteurs S. Adisusilo, L. Juningsih, Mujihoardjo, H. Santoso, G. Moedjanto, N. Sunarti, Ch. Kristanto en A. Haryono