Oriëntatie ten aanzien van Japan
(- Nippon – Yamato maar ook Shinshu – dat wil zeggen: Land van de Goden én “het vaste land”)
Geografische gegevens
Het land bestaat uit meer dan 3400 eilanden, de totale oppervlakte is ruim 11x die van Nederland, en het strekt zich uit over een afstand van meer dan 1600 km tussen 30° en 45° Noorderbreedte.
75% van het gebied heeft een hellingsgraad van meer dan 15° en is daardoor ongeschikt voor normaal agrarisch gebruik. De toppen reiken tot 3000 m (de Fuji is 3766 m). Een vulkanisch gebied, met aardbevingen en seismische vloedgolven. Sterke seizoenswisselingen, met in de winter een koude noordwesten wind, in de zomer een warme zuidoosten wind en gedurende het hele jaar veel neerslag. Het meest noordelijke eiland Hokkaido ligt op de hoogte van de Franse Riviera, maar ’s winters vriest de zee rondom dicht. Na Finland is Japan het meest beboste land (65% bosbedekking).
Aantal inwoners in miljoenen:
in het jaar 600: 5
in het jaar 1100: 10
in het jaar 1600: 20
in het jaar 1700: 25
in het jaar 1850: 30
in het jaar 1912: 50
in het jaar 1967: 100
Middelen van bestaan: in het begin jacht en visserij en later landbouw, maar eenzijdig, door een tekort aan grondoppervlak. Volledig afwezig zijn de grondstoffen olie en ijzer. Er is vrij veel steenkool, matig van kwaliteit en in dunne lagen. Vroeger exporteerde men koper, zilver en goud.
De oudste menselijke sporen in Japan
De oudste menselijke sporen in Japan dateren van 500.000 jaar geleden.
Ca. 9500 v. Chr.
Jomoncultuur van een volk dat uit de Kaukasus kwam en kort en breed van bouw was. Jomon was het touwmotief, teruggaand op motieven gebruikt in keramische technieken.
Ca. 2500 v. Chr.
Eerste bewijzen van huizen van het volk Ainu (Kaukasisch), afstammelingen van hen leven nu nog op het noordelijk eiland Hokkaido en het schiereiland Sakhalin. Een gedeelte van de Ainu trok door naar Nieuw Guinea en Australië. Toen Chinese en Koreaanse misdadigers naar Japan verbannen werden, hebben zij de huidige Japanse cultuur bepaald.
Ca. 300 v. Chr.
Yayoicultuur van een mongoloïde volk, waarschijnlijk vanuit Indo-China naar Japan overgestoken. Van die tijd af stamt de grote Chinese invloed op de ontwikkeling in Japan. Over het algemeen liep men zo’n 500 jaar achter op de ontwikkelingen in China, elke nieuwigheid werd aangepast aan de mogelijkheden van Japan en aan de Japanse volksaard (ook nu nog). (Yayoi-cho – schelpenheuvel – slaat op de afvalhopen bij de nederzettingen.)
Shinto (religie)
Het Shinto-geloof is geworteld in de prehistorie en kent veel mystieke en animistische elementen. Het Shintoïsme maakt vandaag de dag nog deel uit van het dagelijks leven in Japan. Tot het domein van Shinto rekent men alles wat met nationale en gemeenschappelijke zaken te maken heeft. De publieke en privé-moraal zijn gebaseerd op het Confucianisme. Alles wat met het spirituele en metafysische te maken heeft, ligt in het Boeddhisme verankerd. Geboorte en huwelijk worden door Shinto-ceremonieën begeleid, de doden worden echter in Boeddhistische traditie geëerd en begeleid. Uit het Shinto-geloof stamt de afwezigheid van zondebesef en berouw. De Japanner leidt een geritualiseerd leven.
Het leven op zichzelf is niet iets bijzonders in Japan. De zorg voor de doden door een plechtige crematie en het plaatsen van de urn in een schrijn, is voor de Japanner een grotere zedelijke plicht dan behoorlijke verzorging van de levenden. Het redden van schipbreukelingen wordt als een verkeerde bezigheid beschouwd. Mismaakte mensen worden buiten de maatschappij gezet. (De slachtoffers van de A-bom met zichtbare verminkingen hadden geen recht op maatschappelijke hulp.) Ook het dierenleven is niet in tel. Er zijn dan ook dagelijks overal vele soorten van dierengevechten. Het kan gebeuren dat je in een restaurant een gefileerde en gemarineerde, maar nog levende vis krijgt opgediend.
De kern van Shinto is reinheid en vruchtbaarheid. Hoewel men niet gelooft in het absolute kwaad, wordt elke vorm van onreinheid gevreesd. In Japan is een angst voor alles wat onrein of vuil is.
Tevens ligt hierin de ambivalentie van de hele maatschappij besloten: de vrouw als moeder is het symbool van de vruchtbaarheid, maar tegelijkertijd wordt zij gevreesd als onreine macht die de puurheid van de mensheid bedreigt. De moedergodin Isanami moet lijden om de geboorte van haar zoon, de vuurgod, mogelijk te maken. Zij sterft er zelfs aan en wordt daarmee het symbool van de zelfopofferende moeder. Volgens het Shintoïsme hebben de goden in de alleroudste tijden eerst Nippon voortgebracht vóór de schepping van de rest van de wereld. Tevens wordt gesteld dat het Japanse volk een godsdienstige openbaring ontving, die slechts voor dat ene – uitverkoren – volk bestemd is. Daarom eisen de Japanners van andere mensen respect en geringschatten zij anderen.
Japan is het land dat de zon doet opgaan (700 v. Chr.: koningen die van de zon afstammen bij de Lac Viet in Indo-China en de Lo Yueh in Zuid-China).
Het Shintoïsme verdeelde de boerenbevolking in clans met een beschermgod, die hun stamvader was. “De geest blijft de boel in de gaten houden.”
“Tenno”
In 645 stelde de eerste keizer uit de Fujiwara-familie ter bevestiging van zijn macht de mythe op schrift, dat de goden bepaald hadden dat Nippon bestuurd moest worden door de “Tenno”, rechtstreeks afstammeling van de goden en hemel en aarde verbindend.
De “Tenno” ontvangt voordurend hemelse genade. Als hij een bevel uitvaardigt, dient het volk daaraan te gehoorzamen.
De macht van de keizer was en is in eerste instantie symbolisch. Hij beheerst bepaalde rituelen als symbool van eenheid van het volk (ras). De drie heilige keizerlijke attributen zijn: de (koperen) spiegel van de zonnegodin Amaterasu, bewaard in de heilige Shinto schrijn van Ise; het zwaard, komende uit de staart van een draak; en de halsketting van stenen met heilige teksten; de laatste twee attributen worden in het keizerlijk paleis bewaard.
Februari (11de) 660 voor Christus: Djsimmoe Tenno is Japan’s eerste Keizer, van toen af aan was Japan één rijk onder één goddelijke keizer, waar alle Japanners bloedbanden mee hebben. Tevens stelde hij een centrale regeringsvorm op schrift, waarin onder andere de bureaucratie erfelijk werd verklaard. De Fujiwara-familie was een ambtelijk geslacht dat regeerde tot 1160. Van 1185 tot 1868 regeerde de Minamoto-familie, een militair geslacht. Ook na 1868 bleef de militaire kaste de macht uitoefenen.
Het individu kan nooit iets fout doen: de keizer draagt alle verantwoordelijkheid voor elke individuele Japanner. Zo zag men in de tribunalen waarin oorlogsmisdadigers berecht werden, de aangeklaagden vol onbegrip en vriendelijk buigend voor hun rechters. Immers, hij zelf had toch niets misdaan en droeg geen verantwoordelijkheid.
Confucianisme (Confucius: 551 – 479 v. Chr.)
Rond 780 kreeg het Confucianisme vaste voet in Japan, nadat het in 285 geïntroduceerd was. Het is een familiecultus met voorouderverering, kinderliefde boven alles (vooral voor de zoon, de dochter gaat immers naar de schoonfamilie). De zoon moet altijd de raad van zijn ouders inwinnen en opvolgen. Het systeem hanteert de stelling: de mens is naar zijn aard goed en oprecht, het kwaad wordt uit onwetendheid bedreven. Er is dan ook een diep respect voor onderwijs.
Een ongeschreven regel voor vrouwen is: een vrouw moet in haar jeugd haar vader gehoorzamen, in haar huwelijk haar man, als ze oud is haar zoon. Daar de vrouw overgaat naar de familie van haar man, kan zij niet van haar ouders erven.
Uit de voorouderverering stamt de algemeen gebruikelijke adoptie. Bij gebrek aan een zoon, acht men het een plicht een zoon te verkrijgen door adoptie; aldus wordt gezorgd voor het onafgebroken voortbestaan der ouderverering.
Heeft een vader slechts dochters (dan zal hij er ongetwijfeld één verkopen), dan adopteert hij een jongeman, die geschikt is om de echtgenoot van een van zijn dochters te worden. Het gevolg van die aanneming is, dat de geadopteerde zoon dezelfde plaats inneemt als een natuurlijk wettig kind. Hij doet afstand van zijn oorspronkelijke familie en komt in het huisgezin van zijn schoonvader en draagt voortaan diens naam.
Boeddhisme
Het Boeddhisme kwam rond 600 in Japan, maar kreeg pas na 800 invloed. Het is een doctrine van redding en verlossing, streven naar oplossing in de oneindigheid is het hoogste na te streven doel. Daarbinnen kunnen zich zaken voordoen als occultisme, tovenarij en exorcisme.
Er vinden kleurige ceremoniën plaats met wierook, bijvoorbeeld theeceremoniën die wel 4 uur kunnen duren. De mens moet streven naar emotionele oprechtheid. De enige manier om oprechtheid te bewijzen is door het stellen van een duidelijke daad.
Boeddhistische vrouwen in Japan (of onder Japans bewind) vroegen aan Boeddha om als hond of kat te reïncarneren maar in ieder geval niet als vrouw.
Vlees werd verboden; vis en rijst wordt het nationale voedsel.
De grondlegger Siddhartha Gautama overleed in 486 v. Chr.
Opvoeding
Uit voornoemde geestelijke stromingen komt de opvoeding van kinderen voort. In het eerste levensjaar wordt het kind zo ingebakerd dat het zich niet kan bewegen en voordurend is aangewezen op de hulp en nabijheid van de moeder. Het kind mag niet zelfstandig ontdekkingen doen en zeker niet leren kruipen en lopen.
In de kleutertijd daarna wordt het kind voortdurend belachelijk gemaakt, uitgelachen, geplaagd en bedreigd met wegsturen. Andere straffen zijn: een beroep doen op het schuldgevoel, bijvoorbeeld doordat de moeder zich terugtrekt en zegt: ‘ik houd niet meer van je’. Er wordt niet rechtstreeks en niet rationeel gestraft.
Het kind wordt geleerd zijn wil ondergeschikt te maken aan zijn nooit eindigende plichten tegenover familie, vrienden, meerderen, en in de eerste plaats zijn land, door onderdanigheid en discipline. Door zich een deel van het collectief te voelen ervaart men veiligheid. Door dit alles is er geen ruimte voor het onverwachte, het toeval, spontaniteit, persoonlijke vrijheid (anders dan bij meditatie), kritiek en humor.
Op school leren de kinderen de stijl van de meester perfect te imiteren. Een Japanse meester legt nooit iets uit, de vraag ‘waarom?’ is irrelevant. Bewust denken is een hindernis op weg naar de perfectie. De kinderen leren harde sociale normen. Ook sport wordt op school onderwezen en is razend populair onder de Japanners.
Ook vervolg onderwijs wordt aangemoedigd. Voor de meisjes betekende dat ‘de weg van de vrouw’ leren; dat wil zeggen: zorgen voor een huishouding, koken en naaien, de theeceremonie, bloemschikken, borduren, tekenen en het waarderen van kunst. Daarnaast ‘hoe behaag ik mijn echtgenoot’; dat wil zeggen: lessen in kleding, het kappen van haar, buigen en bovenal gehoorzamen zonder vragen te stellen.
De schooldag begint met een diepe buiging uit eerbied uit de verte voor de keizerlijke hoofdstad, een diepe buiging uit toegewijde eerbied voor de Hemelse Keizer, en vervolgens een kleine buiging voor de onderwijzers. De kleuterscholen waren particuliere scholen.
Gemilitariseerde staat
Rond 1160 ontstond er een militaire kaste, de samurai. Een samurai: iemand die dient, hij had zijn meester altijd zonder meer te gehoorzamen en zijn beroep was strijder. Zijn zwaard was een magisch voorwerp, zonder zwaard zocht hij de dood omdat hij volkomen eerloos was geworden en dat altijd zou blijven. In diezelfde periode kwam het Zen Boeddhisme via monniken ook naar Japan. In Zen staat de plotselinge verlichting centraal, die als een bliksemstraal kan komen, als gevolg van zeer intense fysieke en geestelijke training. Wat de Samurai aansprak waren de discipline, zelfbeheersing en actie voortkomend uit emotie in plaats van een besluit nemen op redelijke gronden.
Ook de stipte gehoorzaamheid aan de meester was de Samurai niet vreemd en zij voegden erbij, aanbidding van het zwaard. Uit deze tijd stamt ook, de onvoorwaardelijke trouw aan en trots op de eigen naam en bovenal de eigen eer. Dit laatste vereist in het uiterste geval het plegen van zelfmoord. Er bestond de door de keizer opgelegde zelfdood door middel van hara-kiri (seppuku), wat betekent ‘in de buik snijden’; en er was de vrijwillige zelfdoding. Bij vrijwillige zelfdoding vervielen iemands bezittingen aan zijn erfgenamen en (dus) niet aan zijn heer of aan de keizer.
Vanaf 500 viel Japan met een zekere regelmaat Korea binnen. Vanaf dat jaar worden de eerste geschriften aangetroffen, overigens in het Chinees. In het jaar 500 was in Japan een derde van de adellijke families Koreaans of Chinees. De Chinezen noemden de Japanners ‘Wa’, hetgeen dwerg betekent. De kleine lichaamsbouw werd onder andere veroorzaakt door het eenzijdig menu der Japanners, waardoor ook bijziendheid veel voorkwam evenals naar voren staande tanden en botvergroeiingen. De kromme benen werden mede veroorzaakt doordat men op de knieën op een kussen zat – stoelen ontbraken.
In de achtste eeuw namen de Japanners de boekdrukkunst uit China over.
Bij de wisseling van macht in het oude Japan was het gebruikelijk de verslagen tegenstanders te vermoorden.Diens persoonlijke eigendommen werden verdeeld onder de overwinnaars.
Vanaf 1191 werd de besluitvorming in de Japanse bureaucratie verplicht via unanimiteit; vanaf die tijd werd het collectieve gevoel “normaal”.
In 1231 viel Kublai Khan, zoon van Djenghis Khan, met een leger van 100.000 man voor de tweede keer Japan aan. Tijdens de strijd ontstond er een typhoon, die twee dagen duurde, waarbij schepen stuksloegen en 50.000 soldaten van het Mongoolse leger verdronken. Deze typhoon kreeg de naam ‘goddelijke wind’, ofwel ‘kamikaze’.
1543
De eerste Portugezen landen op Japanse bodem. Zij maken diepe indruk door hun, in Japanse ogen, reusachtige schepen, kanonnen en haakbussen.
1609
De eerste handelsvestiging van Nederland in Japan.
1615
Een half miljoen Japanners zijn Rooms-katholiek
1639
- Portugezen en Spanjaarden moesten vertrekken uit Japan (omdat zij landen wilden koloniseren en hun bevolking bekeren tot het Rooms Katholieke geloof). De Engelsen bleven vanaf die tijd vrijwillig weg, omdat zij de winsten te gering vonden.
- (In 1435 had China zich van de buitenwereld afgesloten, in hoofdzaak uit angst voor de Islam).
In het 18de eeuwse Japan kende men de Tonghak = Oosterse scholing, sterk religieus en anti Westers en de Rongaku = Hollandse scholing, wetenschappelijk en gericht op de Westerse cultuur.
Auteur: Jan Willem Hoegen
Literatuurverantwoording
- W.G. Beasly – A Modern History of Japan, 1981
- R. Benedict – The Chrysanthemum and the Sword, 1946
- E.O. Hauser – Gemaskerde Menschen, 1941
- E. Kaemfer – De beschrijving van Japan, 1729
- J. Last – Japan, 1960
- L. Meuvis en W. van de Walle – Japan, 1989
- C. Nakane – Japanese Society
- I. Nitobe – Bushido, 1905
- idem – Japan, 1931
- M. van Poll – Oriëntatie ten aanzien van Japan
- Reischauer and Craig – Japan, 1989
- H.J. van Straelen – Modern Japan, 1940
- A. Vespa – In spionnagedienst van Japan, 1938
- H.N. ter Veen – Japan, 1948
- M.W. de Visser – Oud en Nieuw Japan, 1913
- A.E. Zischka – Japan, 1936